Is het voertuig niet meer herstelbaar, dan bestaat “totaal verlies” (vaak nog “total loss”, “perte totale” of zelfs “per total” genoemd). Er bestaan twee soorten van totaal verlies:

a. wanneer het voertuig onmogelijk nog in een voldoende goede en veilige staat kan worden hersteld spreekt men van een technisch totaal verlies;

b. indien het om financiële redenen niet meer verantwoord is de herstellingen te laten uitvoeren, dan spreekt men van een economisch totaal verlies.

Deze tweede vorm van totaal verlies komt begrijpelijkerwijze veruit het meest voor in de praktijk. Vaak is het technisch nog mogelijk het voertuig te herstellen maar is dit niet aangewezen volgens het gezond verstand. De bepalende factoren daarvoor zijn vooral de herstellingskosten , de vervangingswaarde * en de wrakwaarde * (zie de bespreking van deze begrippen verder onder nr. 5).

De experts van de verzekeringsmaatschappij maken doorgaans een brute berekening om te beslissen of het gaat om een economisch totaal verlies, nl. : als de herstellingskosten hoger belopen dan het bedrag van de waarde vóór ongeval verminderd met de wrakwaarde. Als de herstellingskosten bvb. 8.000 € (meer B.T.W.) belopen, en als de vervangingswaarde wordt geraamd op 10.000 €, dan zal de voertuigexpert beslissen tot een (economisch) totaal verlies van zodra hij voor het wrak een bod ontvangt van meer dan (10.000 – 8.000 =) 2.000 €. Want dan valt totaal verlies en dus vervanging van het voertuig goedkoper uit dan herstelling. In principe ligt het keuzerecht terzake bij de vergoedingsplichtige.

De wrakwaarde is in de praktijk de hoogste prijs die voor de restanten wordt bekomen.

Let op: in de meeste gevallen is de voertuigexpert die de door u geleden autoschade beoordeelt en raamt in werkelijkheid aangesteld door de verzekeringsmaatschappij die de vergoeding moet betalen aan u; deze expert is dus zeker niet onpartijdig! Zie verder onder d. !

De rechtspraak neemt bij twijfel of het al dan niet gaat om een (economisch) totaal verlies vaak argumenten aan die steunen op de redelijkheid en de billijkheid. Gaat het bijvoorbeeld om een man van 80 jaar die nog een paar jaar met zijn autootje wil rijden, om een old timer, of dergelijke meer, dan zal men moeilijker totaal verlies toestaan.

Wanneer de verzekeringsexpert besluit tot een totaal verlies, terwijl uzelf herstelling verkiest, kan het toch aangeraden zijn dat u de duiding totaal verlies niet aanvecht (en omgekeerd): zie hieronder nr 4.