7.1 De gebruiksderving – algemeen

7.1.1 Het niet meer kunnen gebruiken van het voertuig (of rijtuig), dus het moeten derven van het gebruik van het voertuig,  noemt men gebruiksderving (ook “stilstandschade”, “onbruikbaarheid”, “overgangsperiode”, “stilligschade” of zelfs “chomage” genoemd). Soms loopt de gebruiksderving hoog op (zie het voorbeeld hieronder, subnr 7.3).

7.1.2 De gebruiksderving (of “chomage”) kan een technische of een wettelijke oorsprong hebben.

Men mag niet in het verkeer rijden als niet alle lichten kunnen functioneren of als er scherpe uitsteeksels aan de wagen zitten (wettelijk verbod om te rijden). Het is ten anderen niet verstandig om de auto te gebruiken zolang u belangrijke bijkomende motorschade dreigt te veroorzaken of zolang rijden onveilig kan zijn (technische onbruikbaarheid). Men dient zich ook hier in de plaats te stellen van een goede huisvader, die met de nodige zin voor voorzorg en voorzichtigheid overweegt of hij al dan niet het voertuig mag/kan gebruiken.

7.1.3 Voor de volledige periode van gebruiksderving door het ongeval heeft de benadeelde recht op een vergoeding, die voor een auto meestal wordt bepaald op 20 €  per dag (zie de juiste dagvergoedingen verder onder nr. 7.4).

De voorwaarde is dan wel dat deze derving van het gebruik van de auto wel degelijk een gevolg is van het ongeval, en bvb. niet van de nalatigheid van de benadeelde zelf. Art. 1382 Burgerlijk Wetboek is van toepassing.

Zo zal de gebruiksderving niet worden vergoed in de mate dat zij voortvloeit uit het nodeloos twijfelen van de benadeelde om het voertuig te laten herstellen of om een gerechtsdeskundige* te laten aanstellen.

Let wel op: in de meeste gevallen is het noodzakelijk om de beschadigde wagen in ongewijzigde staat te bewaren totdat de nodige tegensprekelijke vaststellingen zijn gebeurd; dit is totdat het tegensprekelijk onderzoek – door de twee experten (deze van tegenpartij en deze van uzelf) gezamenlijk ofwel door de gerechtsdeskundige – achter de rug is. Soms mag het voertuig voordien worden weggemaakt, nl. als er voor de tegensprekelijke voertuigexpertise voldoende andere goede bewijzen bestaan (bvb. een gedetailleerd herstellingsbestek van de verzekeringsexpert, foto’s, door de 2 partijen aanvaarde testresultaten, en/of dergelijke). Dit moet u bespreken met uw eigen expert en desgevallend met uw advocaat.

Van zodra u weet (of moet beseffen) dat uw voertuig een totaal verlies is, mag u in principe niet meer wachten om een vervangend voertuig aan te kopen. Zo wordt als nodeloos wachten beschouwd: het nog niet aankopen van een vervangende wagen omdat u een hogere vervangingswaarde wil bekomen voor het vernielde voertuig of omdat nog een expertise op het wrak moet gebeuren. Deze zaken beletten u immers niet om een andere wagen te kopen. Voor de duurtijd van de nodeloze gebruiksderving zal u geen vergoeding kunnen bekomen.

Opmerking: het is evenwel vaak aangeraden om het wrak te behouden totdat uw eigen (tegen)expert u laat weten dat het wrak niet meer nodig is voor de expertise.

Dezelfde redenering geldt bij herstelbaarheid van uw auto. Wacht u of uw hersteller nodeloos een maand om het voertuig te laten herstellen, dan zal u daarvoor geen vergoeding bekomen; deze gebruiksderving is immers niet veroorzaakt door (de fout van) tegenpartij, de aanrijder/aansprakelijke. Daartegenover staat dat u er vaak goed aan doet om het voertuig onhersteld te laten, in het bijzonder om een tegenexpertise te laten doorgaan en dus om de tegenexpert het koninginnestuk van het bewijs te kunnen tonen; dan zal de rechtbank u normaal gezien ook voor deze periode van derving de passende vergoeding toekennen. Nadat goede foto’s van uw voertuig zijn genomen kan u wel de kleine of voorlopige herstellingen laten uitvoeren, als daardoor de gebruiksderving ophoudt; zo handelt u als een goede huisvader die de schade niet nodeloos laat oplopen.

7.1.4 Heeft de benadeelde daarentegen met de nodige zorg de betwistingen verdergezet en heeft hij ondertussen het voertuig terecht niet laten herstellen, dan kan hij in bepaalde gevallen een vergoeding voor gebruiksderving bekomen van bvb. 200 dagen x 20 €= 4.000 €, of zelfs meer.

7.1.5 Heeft hij gedurende een zekere tijd de auto van zijn echtgenote kunnen gebruiken, dan mag de vergoedingsplichtige dit niet inroepen. M.a.w., ook al heeft hij een vervangingswagen mogen gebruiken van een familielid of vriend, dan nog behoudt hij het recht op de volledige gebruiksdervingsvergoeding.

7.1.6 Heeft hij een wagen gehuurd, dan zal hij in principe gerechtigd zijn op de terugbetaling van de huurkosten. Mogelijks mits een aftrek van ongeveer 10 % wegens besparingen door het niet moeten gebruiken van zijn eigen wagen.

 

7.2 Soorten gebruiksderving

De gebruiksderving wordt ingedeeld in 2 periodes:

a. vanaf de dag van het ongeval tot de dag waarop de voertuigexpert de herstellingsprijs of de duiding totaal verlies heeft kenbaar gemaakt loopt de wachttijd; deze bestaat niet wanneer de benadeelde onmiddellijk wist (of moest weten) dat zijn voertuig een totaal verlies betreft;

b. de verdere gebruiksderving verschilt naargelang het al dan niet gaat om een totaal verlies:

b1. bij herstelbaarheid: herstellingsduur, zijnde het aantal dagen nodig om het voertuig na volledige herstelling terug te kunnen beginnen gebruiken;
b2. bij totaal verlies: vervangings- of mutatieduur: van zodra het voertuig als een totaal verlies (vaak “pertotal”, van “perte totale”, genoemd) moet worden beschouwd, tot de dag waarop het vervangende voertuig kan worden gebruikt (d.w.z. na aankoop, leveringstermijn en administratieve formaliteiten).

De indicatieve tabel 2020 schrijft voor:

“1.4 Gebruiksderving

1.4.1 Wachttijd

De duur van de wachttijd stemt overeen met de tijd nodig om de voertuigschade te bepalen en te begroten indien het voertuig buiten gebruik is ten gevolge van het ongeval, behoudens een vertraging te wijten aan het nalatig optreden van de schadelijder.

Hierbij dient een onderscheid te worden gemaakt naargelang het een totaal verlies betreft, dan wel een herstelling mogelijk is.

Als het voertuig niet buiten gebruik is, wordt 1 dag toegekend voor de expertiseverrichtingen, tenzij de schadelijder eenlangere duur bewijst.

Indien bij de herstelling het voertuig geïmmobiliseerd is, kan de wachttijd worden verlengd tot de dag waarop de benadeelde kennis krijgt van de kostprijs van de herstelling.

In het geval van een totaal verlies kan de wachttijd worden verlengd tot de dag waarop de benadeelde in kennis wordt gesteld van het totale verlies, van de waarde voor het schadeverwekkend feit en van de waarde van het wrak.

1.4.2 Herstellingsduur

Onder de herstellingsduur wordt begrepen de periode die nodig is om de herstellingen uit te voeren aan het voertuig, in beginsel conform de gegevens van het deskundig verslag.

1.4.3 Vervangingsduur

De vervangings- of mutatieduur betreft de periode die nodig is om het vernielde voertuig te vervangen. Deze duur moet worden bewezen. Bij gebrek aan concrete elementen ter zake kan er een forfaitair worden toegekend van 15 dagen”.

Bij totaal verlies zal zonder de nodige bewijzen doorgaans 3 dagen wachttijd + 15 dagen vervangingsduur = 18 dagen gebruiksderving worden toegekend. Maar als deze termijn in werkelijkheid langer was heeft u recht op vergoeding voor de volledige termijn; u dient dan uiteraard wel de nodige bewijzen voor te leggen (correspondentie van en naar de B.A.-verzekeraar en de expert, het expertiseverslag, e.d.).

De gebruiksdervingsduur bij herstelling is meestal korter. Deze duurtijd wegens de uit te voeren herstellingen wordt door de voertuigexpert in zijn verslag vermeld, uitgedrukt in werkdagen. Vakantie- en soortgelijke dagen die in deze herstellingstermijn vallen moeten hier uiteraard worden bijgeteld om de werkelijke duurtijd van de gebruiksderving wegens herstellingen te kennen. Bvb. 3 dagen wachttijd + 2,5 dagen herstelling + 2 weekenddagen (waarop de garagist niet werkt) = 7,5 dagen gebruiksderving x 20 euro = 150 euro gebruiksdervingsvergoeding.

De indicatieve tabel 2016 geeft niettemin een richtlijn die zeer gunstig is voor de benadeelde:

a.de benadeelde mag wachten met de vervanging van zijn voertuig tot de dag waarop hij van de voertuigexpert niet alleen de duiding totaal verlies verneemt maar bovendien totdat hij de vervangings- en de wrakwaarde verneemt; dit is toch wel zeer begripvol tegenover de benadeelde;

b. zo ook mag de herstelling worden uitgesteld tot de expert de herstellingsprijs heeft meegedeeld; de loutere mededeling dat het voertuig geen totaal verlies is volstaat dus niet om de wachttijd te doen stoppen.

7.3 Een voorbeeld van langdurige gebruiksderving

7.1.1 De te vergoeden gebruiksderving (vaak “chomage” genoemd) kan oplopen, vooral in de volgende gevallen:

a. het gaat om een totaal verlies, u koopt een soortgelijk voertuig aan als het beschadigde voertuig, maar de leveringstermijn beloopt meerdere maanden;

b. een onderdeel nodig voor de herstelling  wordt pas na meerdere weken geleverd;

c. er blijft betwisting bestaan omtrent de juiste herstellingsprijs of omtrent de duiding totaal verlies, zodat een gerechtsdeskundige dient te worden aangesteld en zodat moet worden gewacht tot de dag waarop deze deskundige de auto kan onderzoeken; pas op deze dag eindigt de wachttijd normalerwijze.

———-

Een voorbeeld. B rijdt op 24 december 2020 tegen de geparkeerde wagen van A. Nog diezelfde dag geeft A het schadegeval aan bij zijn B.A.-verzekeraar. Zijn wagen wordt getakeld naar zijn garagist ; deze twijfelt eraan of het niet gaat om een totaal verlies, omdat de auto reeds 6 jaar oud is en omdat de herstellingskosten zwaar zullen uitvallen.

Pas op 3 januari 2021 onderzoekt de expert van de verzekeringsmaatschappij het voertuig. De expert raamt de herstellingskosten, in samenspraak met de garagist, op 6.000 € meer B.T.W. Hij vraagt aan een vijftal professionele verkopers van tweedehandse auto’s om een bod uit te brengen op het beschadigde voertuig, en dit binnen de 3 weken.

Op 1 februari 2021 ontvangt A een brief van de voertuigexpert, die daarbij het volgende meedeelt :

* de herstellingskosten worden geraamd om 6.000 € meer B.T.W. ;
* de vervangingswaarde wordt geschat op 8.000 € meer B.T.W. ;
* het hoogste wrakbod bedraagt 3.000 € ;
* het voertuig wordt dus beschouwd als zijnde een totaal verlies (omdat dit goedkoper uitvalt dan de herstelling van de auto) ;
* wil zo spoedig mogelijk het beschadigde voertuig, dus het wrak, verkopen aan de hoogste bieder, zijnde garage Y.

Pas bij de kennisname van dit bericht van de voertuigexpert stopt de wachttijd, zijnde de gebruiksderving die bestaat uit het moeten wachten op het standpunt van de expert.

Vanaf dan begint tezelfdertijd de vervangingsduur. A bestelt reeds op 3 februari 2021 een zeer gelijkaardige auto. Deze wordt geleverd op 20 april 2021. Na de afhandeling van de administratieve formaliteiten (ook voor de B.A.-verzekering) kan A de nieuwe wagen beginnen gebruiken op 24 april 2021. Vanaf deze datum stopt de vervangingsduur.

De vergoedbare gebruiksderving loopt dus vanaf 24 december 2010 tot 24 april 2021, zijnde gedurende niet minder dan 122 dagen.

In principe zou de vergoeding dienen te worden begroot op 122 dagen x 20 € = 2.440 € (meer intrest vanaf de datum van het ongeval of vanaf de gemiddelde datum). Maar dit zal toch zeker niet steeds het geval zijn :

* een deel van de rechters zal geneigd zijn om de totale som te verminderen ; daarbij kan overwogen worden dat de normale vergoeding van 20 €/dag is vastgelegd in de veronderstelling dat de gebruiksderving slechts een relatief korte termijn zou duren ; daartegenover kan worden gesteld dat de schadelijder op geen enkel ogenblik, althans tot 1 februari 2021 (datum kennisname zienswijze expert), kon vermoeden dat hij zó lang het gebruik van een auto zou moeten missen ;
* inzover de schadelijder A vertragingen zou hebben veroorzaakt, bvb. door niet tijdig de nodige documenten toe te sturen aan de expert, dan kan hij in die mate geen aanspraak maken op vergoeding voor de gebruiksderving ; algemener gesteld : de schadelijder kan geen vergoeding bekomen voor de schade die aan hemzelf te wijten is.

———-

7.4 De forfaitaire vergoedingsbedragen voor de gebruiksderving

De indicatieve tabel van 2020 voorziet eens te meer een hele reeks tarieven voor de gebruiksderving. Deze “officieuze” tarieven voor de gebruiksderving worden algemeen toegepast in de rechtspraak. Ze zijn vastgelegd als volgt (per dag van gebruiksderving):

fiets (al dan niet met trapondersteuning tot 25 km/u): 10 €

gemotoriseerde tweewieler (2 of 3 wielen), quad en speed pedelec: 15 €

aanhangwagen personenwagen
< 750kg : 10 €
> 750 kg : 15 €

personenwagen (ook voor professioneel gebruik en leasing): 20 €

mobilhome: 50 €

taxi grote maatschappijen: 50 €

taxi zelfstandige uitbater: 60 €

huurwagen (exclusief leasing): 46 €

lichte vrachtwagen/bestelwagen tot 3,5 ton nettolaadvermogen: 40 €

vrachtwagen en geleed voertuig vanaf 3,5 ton nettolaadvermogen: 50 €
+ 10 € per ton
eigenaar van één vrachtwagen: 62 €

zware voertuigen van bijzondere aard zoals
– takelvoertuig
– tankwagen
– kraanwagen
– betonwagen
– landbouwtractor
– trekker van oplegger
– oplegger van vrachtwagen: 150 €

ziekenwagen: 87 €

kampeeraanhangwagen/caravan 24 €

autobus autocar
< 50 plaatsen < 31 plaatsen: 50 €
= 50 plaatsen = 31 plaatsen: 90 €
= 60 plaatsen = 38 plaatsen: 115 €
= 70 plaatsen = 44 plaatsen: 140 €
= 80 plaatsen = 50 plaatsen: 180 €

Let op: de verzekeringsmaatschappijen hebben een eigen lijst van forfaitaire vergoedingen van de gebruiksderving opgesteld, die vanzelfsprekend lager zijn dan de officiële vergoedingen zoals hierboven vermeld. Zo wordt de gebruiksderving bij totaal verlies van een auto binnen hun R.D.R.-regeling slechts vergoed aan 1 of 3 dagen wachttijd + 6 dagen (i.p.v. 15 dagen volgens de indicatieve tabel) vervangingsduur = 7 of 9 dagen, en dan nog slechts aan 13 € (i.p.v. 20 €) per dag. Deze begroting volgens de R.D.R.-regeling is voor u uiteraard niet bindend; enkel de wet (art. 1382 B.W.) is voor u bindend. Zie verder nr. 11 de R.D.R.-overeenkomst.

7.5 Huur van een vervangingsvoertuig

Ingeval de benadeelde een vervangingsvoeruig huurt is hij gerechtigd op vergoeding overeenkomstig de betaalde huurprijs (uiteraard mits voorlegging van de nodige bewijzen). Hij moet volgens de meeste rechters niet bewijzen dat deze huur noodzakelijk was.

Wegens de besparingen ingevolge het niet moeten gebruiken van het eigen voertuig wordt de vergoeding voor de huurprijs in de meeste gevallen verminderd met een zeker percentage, bvb. met 10 %.

De indicatieve tabel 2020 voorziet:

“1.4.4 Vergoeding wegens gebruiksderving

Indien de benadeelde een vervangwagen huurt, heeft hij recht op de terugbetaling van de gemaakte kosten, op voorwaarde dat de vervangwagen van hetzelfde type is.

Bovendien kan als besparing voor het niet-gebruik van het eigen voertuig een bedrag worden aangerekend gelijk aan 10 % van de huurfactuur”.

Een bijkomende aftrek zal gebeuren wanneer het gehuurde vervangingsvoertuig van een duurdere klasse is dan de beschadigde wagen.

 

7.6 De regeling volgens de verzekeringsmaatschappijen

De verzekeringsmaatschappijen zullen in principe een veel te lage vergoeding voor de gebruiksderving voorstellen; dit volgens de RDR-regeling die de verzekeringsmaatschappijen onderling hebben afgeproken. Maar dit is in strijd met uw recht op volledige schadeloosstelling (volgens art. 1382 B.W.).