Hier gelden ongeveer dezelfde regels als voor de gebruiksderving. Zo bestaat het recht op vergoeding voor de stallingskosten (ook bewaringskosten of staangeld genoemd) slechts in de mate dat zij nodig waren en dat zij niet zijn aangegroeid door de nalatigheid vanwege de benadeelde zelf.

Tevens mag de garagist geen overdreven hoge vergoeding voor de bewaring van het voertuig vragen. In dit kader rijst vaak de vraag of de benadeelde na een zekere tijd niet had moeten overgaan tot het huren van een garagebox, wat immers heel wat goedkoper uitvalt. Daartegenover kan worden gesteld dat de benadeelde op voorhand nooit kon vermoeden hoelang de betwistingen nog zouden aanslepen en dat hij dan ook niet moet overgaan tot het huren van een garagebox voor bvb. één jaar, zeker niet nu dit gepaard gaat met bijkomende sleepkosten.

Een ander twistpunt betreft de vraag of de garagist wel kosten voor de stalling mag aanrekenen. Dit wordt bvb. niet aangenomen wanneer de duur van de stalling vrij beperkt is gebleven (bvb. 20 dagen) en wanneer de benadeelde bovendien bij deze garagist zijn voertuig laat herstellen of een vervangende auto aankoopt.

Zorg in elk geval niet alleen voor de stallingsfacturen maar tevens voor de nodige betalingsbewijzen, zeker nu de rechtbanken argwanend zijn geworden ingevolge de ervaring dat soms fictieve facturen van stalling worden opgesteld.