Vraag tijdig inlichtingen! Wij helpen u verder!
Vragen van leden betreffende vergoeding (bij totaal verlies of herstelling) van uw voertuig
1. Lid: “De verzekeringsexpert en mijn garagist zijn na enige discussie overeengekomen wat de herstellingsprijs betreft. Is alles nu in orde ?”
V.Z.W.: De herstellingsprijs vormt slechts één bestanddeel van de volledige schadebegroting (zie hoger De herstelling van het voertuig, zijnde nr. 3 en 4). Er kunnen derhalve nog steeds betwistingen van juridische aard overblijven, meerbepaald aangaande de gebruiksderving, de stalling of andere schadeposten. De verzekeringsmaatschappijen vergoeden in principe enkel volgens de richtlijnen van hun eigen RDR-systeem; maar u heeft recht op volledige vergoeding van alle schade (zoals bepaald in art. 1382 Burgerlijk Wetboek).
2. Lid: “De expert van de verzekeringsmaatschappij heeft laten weten dat mijn auto een perte totale zou zijn. Hij schat de vervangingswaarde op 5.000,00 € (meer B.T.W.) , maar er moet 1.000,00 € voor het wrak worden afgetrokken. Volgens mijn garagist zou een goede herstelling 4.500,00 € kosten (meer B.T.W.). Mag ik herstellen ?”
V.Z.W.: Daar u eigenaar is en blijft van het voertuig, beslist u uiteraard volledig autonoom of u het voertuig al dan niet herstelt. Dit heeft geen enkele invloed op de omvang van de vergoeding. U blijft derhalve gerechtigd op 5.000,00 € + 1.050,00 € (21 % B.T.W.) min 1.000,00 € (wrakwaarde) = 5.050,00 €, meer bepaalde bijkomende schadeposten (sleepkosten, B.I.V., administratiekosten, intresten, …).
Tevens moet men zich afvragen of de vervangingswaarde niet te laag werd geraamd door de verzekeringsexpert, aangezien dit zeer vaak het geval is (zie hoger vervangingswaarde en wrakwaarde, zijnde nr. 5). Verzamel bewijzen over de werkelijke vervangingswaarde en discussieer met de voertuigexpert, met steun van uw garagist. Desnoods dient u een eigen raadgevende voertuigexpert (technisch raadsman) aan te stellen ; deze zal wellicht tot een hogere vervangingswaarde komen, zodat het voertuig toch als herstelbaar (en dus niet meer als een totaal verlies) moet worden beschouwd.
De verzekeringsmaatschappij moet trouwens voor ogen houden dat bij totaal verlies bijkomende schadeposten ontstaan, zoals B.I.V. en fiscale zegels inschrijving nummerplaat en eventueel ook een langere gebruiksderving en meer stallingskosten. Zie :
gebruiksderving (nr. 7)
stallingskosten (nr. 8)
andere kosten (fiscale zegels, B.I.V., autolening,…) (nr. 9)
Dit doet uiteraard de weegschaal doorwegen in de richting van herstelbaarheid.
3. Lid: “Na mijn opmerkingen heeft de expert van mijn maatschappij de waarde vóór ongeval verhoogd met 500,00 €. Maar ik ga daarmee nog steeds niet akkoord. De expert heeft mij een lijst gegeven met vier namen van andere voertuigexperten en hij vraagt mij één van deze vier aan te duiden. Wie moet ik kiezen ?”
V.Z.W.: Geen enkele van deze vier personen. Het is aangeraden om zelf een onafhankelijke voertuigexpert aan te duiden, die zijn eigen onderzoek zal voeren.
Indien u één van de vier experts zou aanduiden, dan wordt met deze expert een arbitrage georganiseerd, wat onvoldoende waarborgen voor een objectieve beoordeling biedt. Zie hoger “Hoe kan u de zienswijze van de verzekeringsexpert betwisten ?”(nr. 13, 14, en 15).
4. Lid: “Graag had ik meer informatie bekomen over de schaderegeling wanneer een auto als “ totaal verlies “ wordt beschouwd door de expert .
Om de waarde vóór het ongeval van de auto te bepalen kan de expert of de rechtbank vertrekken van ofwel de cataloluguswaarde dan wel de vervangingswaarde van de auto . Welke berekeningen dient men te maken enerzijds , vertrekkend van de cataloguswaarde en anderzijds , vertrekkend van de vervangingswaarde om zodoende de waarde van de auto vóór het ongeval te bepalen ?
Het zou mij ten zeerste verheugen mocht u mij hiermee kunnen helpen.”
V.Z.W.: De raming van de vervangingswaarde (“waarde vóór ongeval”) van een voertuig gebeurt op uiteenlopende wijzen.
Vooreerst past het enigszins te verduidelijken wat de vergoedbare vervangingswaarde is. Deze benadert zeer dicht de gebruikswaarde voor de eigenaar. Zij slaat niet zozeer op de verkoopwaarde van het voertuig op de dag van het ongeval, omdat de eigenaar geenszins de bedoeling had zijn voertuig te verkopen. Bij de bepaling van de vervangingswaarde moet rekening worden gehouden met alle concrete elementen van het voertuig, zoals : de (al dan niet) goede staat van onderhoud en van bewaring, het (al dan niet hoge) aantal gereden kilometers, alle toebehoren, de ouderdom van het voertuig, e.d. Soms kan ook de leeftijd van de eigenaar-schadelijder een rol spelen : gaat het bvb. om een man van 86 jaar die nog af en toe rondrijdt met een zeven jaar oude wagen, dan zal men minder rap tot een totaal verlies moeten besluiten.
In de praktijk kijken de verzekeringsdeskundigen grotendeels naar de werkelijk betaalde aankoopprijs ; daarop passen zij een degressief afschrijvingspercentage toe, bvb. van 17 of 18 % (mede afhankelijk van de vraag of het gaat om een diesel- of een benzinewagen). Maar gaat het om een auto van bvb. 5 jaar oud, dan zou de aankoopprijs vooreerst moeten worden geherwaardeerd, dus moeten worden vermeerderd overeenkomstig het indexcijfer, of juister overeenkomstig de ondertussen toegenomen aankoopprijs voor een soortgelijk voertuig.
Een gerechtsdeskundige die als voertuigexpert wordt aangesteld om de vervangingswaarde te schatten zal doorgaans als volgt te werk gaan. Eerst zal hij het voertuig nauwkeurig beschrijven : opties, type, staat van onderhoud en van bewaring, e.d. Vervolgens zal hij nagaan wat de huidige catalogusprijs is voor een soortgelijk voertuig ofwel zal hij, wanneer dit type van voertuig bvb. niet meer wordt gefabriceerd, de historische aankoopprijs verhogen met een percentage overeenkomstig de stijging van het indexcijfer. Daarna past hij daarop een degressieve afschrijving toe. Tevens zal hij aan enkele gespecialiseerde handelaren van tweedehandse voertuigen vragen welke prijs zij zouden kunnen bekomen voor een soortgelijk voertuig, dus voor een voertuig met die ouderdom, met die opties, en zo meer ; wanneer bvb. zes handelaren reageren zal de gerechtsdeskundige daarvan een gemiddelde maken, en soms zal hij de hoogste en laagste prijs weglaten (zeker wanneer die prijs abnormaal lijkt te zijn).
Soms, maar de laatste tijd minder, wordt ook rekening gehouden met de afgelegde afstand ; maar nu de wagens niet meer worden vervangen omwille van de afgelegde afstand, wordt steeds minder met deze afstand rekening gehouden bij de bepaling van de vervangingswaarde.
Er bestaat dus wel degelijk een vrij belangrijk verschil naargelang men zich moet steunen op de raming van een verzekeringsdeskundige dan wel op een raming door een gerechtsdeskundige. De verzekeringsmaatschappijen weten ook dat het uitlokken van een gerechtelijke expertise om de juiste vervangingswaarde te bepalen omslachtig en duur uitvalt en dat de meeste mensen zich een dergelijke procedure ontzien.
Overigens is het ook zo dat bij een minnelijke regeling met de verzekeringsmaatschappijen bovendien allerlei bijkomende schadeposten achterwege worden gelaten. Dit alles werd trouwens omstandig uiteengezet op onze website :
http://users.skynet.be/vzw-verkeersslachtoffers/voertuig-expertise.html#bijzonder .
5. Lid: “Vier jaar geleden werd ik aangereden door een werkelijk onvoorzichtige autobestuurder. Mijn motorfiets was totaal vernield. Maar het ergste waren de lichamelijke letsels van mijn vrouw. Mijn verzekeraar rechtsbijstand liet van in het begin weten dat zij alles zou regelen, en ik had geen enkele reden om daaraan te twijfelen. Maar ook later, toen duidelijk werd dat de voorgestelde schadevergoeding al te laag lag, bleef mijn rechtsbijstandverzekeraar weigeren om een voertuigexpert en een advocaat in te schakelen. Ik heb uiteindelijk het bedrag voorgesteld door tegenpartij moeten aanvaarden, ook omdat mijn makelaar mij dit vroeg. Ik wilde vanzelfsprekend niet zelf de zware kosten voor mijn verdediging betalen. Ik blijf mij nog steeds bekocht voelen. Hoe kan ik dit in de toekomst vermijden ?”
V.Z.W.: Een verzekeringsmaatschappij streeft, zoals elke handelsonderneming, winst na. Specifiek van een rechtsbijstandsverzekeraar mag een loyale bereidwilligheid om haar contractuele verbintenissen na te leven worden verwacht. Is dit niet het geval, zoals u heeft meegemaakt, dan doet u er goed aan om eerst via uw makelaar de nodige argumenten kenbaar te maken aan uw rechtsbijstandsverzekeraar. Lukt dit niet, dan kan u aan uw advocaat vragen om uw verzekeraar rechtsbijstand aan te manen.
Blijft deze Oost-Indisch doof, dan kan u klacht neerleggen bij de Ombudsdienst voor de Verzekeringsondernemingen (zie de rubriek Klachten).
Contactgegevens
Etienne Verniers :
Tel.: 09/ 339 17 30
GSM: 0473/ 38 00 88
e-mail ons uw vragen (zelfs anoniem)
bijstand@verkeersslachtoffers.be
Word lid van onze VZW
Reeds heel wat slachtoffers hebben dankzij de adviezen van onze VZW de passende en dus hogere schadevergoeding bekomen.
Je wordt lid door storting van slechts 20 €.
Lidgelden zijn onze enige bron van inkomsten! Word lid van de V.Z.W. Verkeersslachtoffers door storting van slechts 20 € op bankrekening 979-9574501-24 (IBAN: BE81 9799 5745 0124 – BIC: ARSPBE22).
Met een kleinere bijdrage helpt u onze vzw ook al.
Schadevergoeding slachtoffer verkeersongeval
Reeds heel wat slachtoffers hebben dankzij de adviezen van onze VZW de passende en dus hogere schadevergoeding bekomen.
Met dank aan advocaat Pascal Mortier uit Gent
( 09 224 14 14 ).