NOOT VOORAF: de tekstgedeelten in lichtgrijze kleur zijn enkel voor juristen bedoeld.

2.41 Door middel van een dagvaarding door de Procureur des Konings (“Pro Justitia”) wordt u voor de Politierechtbank gebracht.

Dit gebeurt voornamelijk in de volgende twee gevallen:

1° u hebt de minnelijke schikking niet betaald;

2° u heeft een misdrijf begaan dat niet vatbaar is voor een onmiddellijke inning, zijnde vooral een overtreding van de vierde graad of een te hoge overschrijding (met meer dan 30 of 40 km. per uur) van de toegelaten snelheid; dan wordt u steeds gedagvaard (zonder dat een voorafgaande regeling volgens de onmiddellijke inning en de minnelijke schikking mogelijk is).

Art. 4 van het zopas aangehaalde Koninklijk besluit van 22 december 2003 (Belgisch Staatsblad 2005-09-30, art. 2, 002; inwerkingtreding : 31-03-2006):

” De onmiddellijke inning is uitgesloten :
1° indien de overtreder minder dan 18 jaar oud is;
2° indien één der overtredingen die bij dezelfde gelegenheid worden vastgesteld geen aanleiding kan geven tot deze procedure;
3° indien de overtreder een woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft :
– wanneer de totale som van de inning meer bedraagt dan 300 euro. De overtreding bedoeld in artikel 3, 4°, van dit besluit wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van voornoemde maximumsom. Of
– wanneer een snelheidsbeperking met meer dan 40 kilometer per uur wordt overtreden. Of
– wanneer een snelheidsbeperking met meer dan 30 kilometer per uur wordt overtreden binnen de bebouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, woonerf en erf. Of
– wanneer een overtreding van de derde graad tegelijkertijd wordt vastgesteld met een andere overtreding. Of
– wanneer een overtreding van de vierde graad wordt vastgesteld”.

2.42 Het eerste geval – niet betalen – spruit niet enkel voort uit onwil of zo, maar soms ook uit het terecht niet akkoord kunnen gaan met de boete.

Bij de onmiddellijke inning wordt de geldboete immers vastgelegd zonder rekening te houden met de concrete feiten.

Zo wordt geen rekening gehouden met uw financiële toestand; zo wordt evenmin rekening gehouden met het feit dat u de snelheidsovertreding heeft begaan toen deze geen enkel gevaar kon opleveren (bvb. rond middernacht, op een plaats waar geen fietsers of voetgangers kunnen worden aangereden); zo wordt ook geen rekening gehouden met vergissingen door de politie, die u zo ten onrechte een geldboete heeft opgelegd.

U kunt er dus soms belang bij hebben de boete volgens de minnelijke schikking niet te betalen. In een dergelijk geval zal de geldboete worden bepaald door de Politierechter, die uiteraard wel rekening zal houden met alle concrete gegevens. Mogelijks bekomt u zelfs vrijspraak (bijvoorbeeld op grond van twijfel).

Noot: houd er wel rekening mee dat u bij veroordeling, zelfs met opschorting, naast de boete tevens de gerechtskosten (meestal ongeveer 50 euro) en een bijdrage van € 200 aan het Fonds voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke geweld daden moet betalen. Voorbeeld: de Politierechter veroordeelt u mild tot de betaling van een geldboete van 50 euro, waarvan de helft met uitstel; dan moet u betalen: (50 € : 2 =) 25 € effectieve geldboete x 8 = 200 euro geldboete; maar bovendien moet u bvb. 37,20 € gerechtskosten + 200 € wettelijke bijdrage aan het Fonds betalen; hetzij in totaal 437,20 €!
Het is dus vaak beter om de onmiddellijke inning te aanvaarden, ook al zijn er verzachtende omstandigheden. Terecht wordt dit als onrechtvaardig aangevoeld, omdat men wegens voormelde bijdrage geen beoordeling door een rechter kan bekomen hoewel dit aangewezen is.

2.43 De Politierechter geniet trouwens een zéér ruime beoordelingsvrijheid.

1° Doorgaans voorziet de wet enkel een grote “vork” waarbinnen de Politiererechter zijn strafmaat mag bepalen (bijvoorbeeld “een geldboete van 10 tot 250 euro”).

2° De wet bepaalt bovendien dat hij verzachtende omstandigheden kan aannemen, zonder de geldboete tot beneden de 1 euro te kunnen herleiden.

Art. 29 § 4 Gecoördineerde Wetten van 16 maart 1968 betreffende de Politie over het Wegverkeer (zoals gewijzigd bij Wet van 20/7/05):

§ 4. In geval van verzachtende omstandigheden kan de geldboete verminderd worden, zonder dat ze minder dan één euro mag bedragen.
Indien voor dezelfde feiten een verval van het recht tot sturen en een geldboete wordt uitgesproken, dan kan de rechter de geldboete verminderen met de door de betrokkene te betalen kosten van de herstelonderzoeken en -examens en de erelonen van de geneesheer en psycholoog, zonder dat ze minder dan één euro mag bedragen.

Zo ook kan hij een geldboete beneden het wettelijk minimum uitspreken als de overtreder “zijn precaire financiële situatie bewijst” (art. 195 Wetboek van Strafvordering, zoals gewijzigd door art. 27 van de Wet van 20 juli 2005).

3° In de meeste gevallen verleent de rechter trouwens uitstel van de tenuitvoerlegging voor een deel van de geldboete ; dit betekent dat dit deel van de geldboete slechts voorwaardelijk en dus niet effectief moet worden betaald. Indien de geldboete bvb. 200 € is, waarvan 3/4° met uitstel, dan moet in werkelijkheid slechts 50 € worden betaald (evenwel thans te vermenigvuldigen met 8, dus 400 € effectief).

4° Wanneer een effectieve straf om bepaalde redenen niet billijk is, maar de overtreding wel bewezen is, dan kan de rechter zijn uitspraak opschorten. Dit betekent in feite dat de veroordeling onbepaald wordt uitgesteld met de bedoeling dat de mogelijkheid om te bestraffen verjaart. Op die wijze wordt de overtreder dus helemaal niet bestraft. De burgerlijke partij zal daarentegen wel vergoeding kunnen bekomen, aangezien tezelfdertijd wordt aangenomen dat de overtreding bewezen is.

TIP: Gelet op de ruime bevoegdheid van de Rechtbank om de sanctionering te bepalen is het van het grootste belang dat u aan de Rechter alle nuttige bewijsstukken voor een milde bestraffing voorlegt, zoals:

  • wat de sanctionering in het algemeen betreft: bewijzen die aantonen waarom uw verkeersinbreuk minder erg is als op het eerste zicht lijkt (bvb. foto’s van de struiken die het zicht hebben belemmerd)
  • wat de geldboete betreft: bewijzen van uw slechte financiële toestand (bvb. fiscale aanslagbiljetten of andere inkomstenbewijzen, bewijzen van leningen en andere belangrijke uitgaven, …)
  • wat het eventuele rijverbod betreft: het bewijs dat u om beroepsredenen het gebruik van een auto nodig heeft (bvb. attest van uw werkgever ter zake).

NOOT: specifiek wat de mildering van het rijverbod betreft zie hieronder nr. 3.

2.44 Meerbepaald zijn thans de volgende sancties in de wet voorzien :

1° De verkeersovertredingen van de eerste tot en met de vierde graad (voor betekenis hiervan zie hoger nr. 2.12) dienen door de Rechter te worden gesanctioneerd als volgt (zie het K.B. van 30 september 2005, in werking tredend vanaf 31 maart 2006) :

a. eerste graad (zijnde alle overtredingen die niet tot de tweede t.e.m. de vierde graad behoren) : een geldboete van 10 tot 250 € – evenwel te vermenigvuldigen met 6 (dus in werkelijkheid 60 à 1.500 euro) – ;
b. tweede graad : geldboete van 20 tot 250 € (uiteraard eveneens x 6) ; mogelijkheid van een rijverbod ; verdubbeling ingeval van herhaling ;
c. derde graad : geldboete van 30 tot 500 € (x 6) ; een mogelijkheid van een rijverbod ; verdubbeling bij herhaling ;
d. vierde graad : geldboete van 40 tot 500 € (x 6) ; een verplicht rijverbod van 8 dagen tot 5 jaar, maar “wanneer de rechter het verval van het recht tot sturen niet uitspreekt motiveert hij deze beslissing” ; verdubbeling van de sancties bij herhaling binnen het jaar van de veroordeling.

Art. 29 § 1 en 2 Wegverkeerswet (zijnde de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968):

“§ 1. De Koning kan overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van deze gecoördineerde wetten die de veiligheid van personen rechtstreeks in gevaar brengen en die van die aard zijn dat ze bij een ongeval bijna onvermijdbaar leiden tot fysieke schade en overtredingen die bestaan uit het negeren van een stopbevel van een bevoegd persoon, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, als zodanig aanwijzen als overtredingen van de vierde graad. Deze overtredingen worden gestraft met een geldboete van 40 euro tot 500 euro en met een verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste acht dagen en ten hoogste vijf jaar. Wanneer de rechter het verval van het recht tot sturen niet uitspreekt, motiveert hij deze beslissing.
De Koning kan overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van deze gecoördineerde wetten die de veiligheid van personen rechtstreeks in gevaar brengen en overtredingen die bestaan uit het negeren van een bevel van een bevoegd persoon, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, als zodanig aanwijzen als overtredingen van de derde graad. Deze overtredingen worden gestraft met een geldboete van 30 euro tot 500 euro.
De Koning kan overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van deze gecoördineerde wetten die de veiligheid van personen onrechtstreeks in gevaar brengen en de overtredingen die bestaan uit het onrechtmatig gebruiken van parkeerfaciliteiten voor personen met een handicap, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, als zodanig aanwijzen als overtredingen van de tweede graad. Deze overtredingen worden gestraft met een geldboete van 20 euro tot 250 euro”. (Wet van juli 2005, inwerkingtreding : 31-03-2006)

“§ 1bis. Elk besluit genomen ter uitvoering van § 1 van dit artikel dat niet bij wet wordt bekrachtigd binnen 12 maanden na de inwerkingtreding ervan, houdt op uitwerking te hebben”.

“§ 2. De andere overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van deze gecoördineerde wetten zijn overtredingen van de eerste graad en worden gestraft met een geldboete van 10 euro tot 250 euro.
Het in voormelde reglementen omschreven parkeren met beperkte parkeertijd, betalend parkeren en parkeren op plaatsen voorbehouden aan bewoners worden niet strafrechtelijk bestraft, behoudens het halfmaandelijks beurtelings parkeren, de beperking van het langdurig parkeren, en bedrog met de parkeerschijf”.
(Het niet meer strafrechtelijk bestrafte parkeren bedoeld in het tweede lid kan, tot een datum bepaald door de Koning, door de agenten van politie worden vastgesteld met het oog op de vestiging van een parkeerretributie of -belasting, verschuldigd krachtens de wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren) (Wet 1 april 2006, inwerkingtreding 10-05-2006).

2° Snelheidsovertreding

Aangaande de geldboete bij een snelheidsovertreding voorziet de wet enkel maar dat de rechter een geldboete moet opleggen tussen de 10 en 500 €, rekening houdend “met het aantal kilometer per uur waarmee de toegelaten maximumsnelheid wordt overschreden”. Bij herhaling binnen het jaar wordt de geldboete verdubbeld.

De rechter moet bovendien een rijverbod opleggen van 8 dagen tot 5 jaar 1° indien de snelheid is overschreden met meer dan 30 km/uur in de bebouwde kom, in de zone 30, in een schoolomgeving, of in een woonerf, en 2° in alle andere gevallen indien de toegelaten snelheid met meer dan 40 km/uur is overschreden. Maar “wanneer de rechter het verval niet uitspreekt motiveert hij deze beslissing”.

Art. 29 § 3 Wegverkeerswet:

§ 3. Het overschrijden van de toegelaten maximumsnelheid bepaald in de reglementen uitgevaardigd op grond van deze gecoördineerde wetten wordt gestraft met een geldboete van 10 euro tot 500 euro.
De rechter houdt rekening met het aantal kilometer per uur waarmee de toegelaten maximumsnelheid wordt overschreden.
De volgende overtredingen worden bovendien gestraft met een verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste acht dagen en ten hoogste vijf jaar :
– het overschrijden van de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur, of :
– het overschrijden van de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur binnen een bebouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, erf of woonerf.
Wanneer de rechter het verval van het recht tot sturen niet uitspreekt, motiveert hij deze beslissing.

Noot: zie ook de OPMERKING bij nr. 2.222 hierboven (is de snelheidsmeting wel op wettelijke wijze vastgesteld?).

3° Alcoholintoxicatie

Naargelang de ernst van het alcoholmisbruik wordt het volgende onderscheid in de straffen gemaakt :

a. intoxicatie van meer dan 0,5 maar minder dan 0,8 pro mille (overeenstemmend met 0,22 tot 0,35 mg / l UAL = per liter uitgeademde alveolaire lucht – zie Woordenlijst onder “Alcoholintoxicatie”) : een geldboete van 25 tot 500 € (x 6) en mogelijks een rijverbod ;
b. een intoxicatie van meer dan 0,8 pro mille of sturen onder de invloed van drugs: een geldboete van 200 tot 2.000 € (x 6), meer de mogelijkheid van een rijverbod van minstens 8 dagen ; bij herhaling binnen de drie jaar: een gevangenisstraf van één maand tot twee jaar en/of een geldboete van 400 tot 5.000 € alsook een verplicht rijverbod van minstens drie maanden meer een verplicht geneeskundig en psychologisch onderzoek ;
c. bij weigering van ademtest, ademanalyse, bloedproef of drugtest, of bij sturen ondanks het verbod ertoe na een adem-, bloed- of drugtest : dezelfde sanctionering als hierboven onder b.

Art. 34 van de Wegverkeerswet (zijnde de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968) :

Ҥ 1. Met geldboete van 25 frank tot 500 (euro) wordt gestraft hij die op een openbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt, of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, terwijl de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,22 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet of de bloedanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,5 gram en minder dan 0,8 gram per liter bloed aangeeft.
§ 2. (…) met geldboete van 200 (euro) tot 2 000 (euro) (…), wordt gestraft :
1° hij die op een openbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, terwijl de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet of de bloedanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,8 gram per liter bloed aangeeft;
2° hij die op een openbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, gedurende de tijd dat dit hem krachtens artikel 60 verboden is;
3° hij die geweigerd heeft zich te onderwerpen aan de ademtest of aan de ademanalyse, bedoeld in de artikelen 59 en 60, of, zonder wettige reden, geweigerd heeft (de bloedproef bedoeld in artikel 63, § 1, 1° en 2°) te laten nemen;
4° hij die het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs waarvan hij houder is, in de gevallen bedoeld in artikel 61, niet heeft afgegeven, of het ingehouden voertuig of rijdier heeft bestuurd”.

“Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van 400 frank tot 5 000 (euro) of met een van die straffen alleen (en het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaar of voorgoed), wordt gestraft hij die, na een veroordeling met toepassing van artikel 34, § 2 of artikel 35, een van deze bepalingen binnen drie jaar opnieuw overtreedt.
In geval van nieuwe herhaling binnen drie jaar na de tweede veroordeling, kunnen de hierboven bepaalde gevangenisstraffen en geldboeten worden verdubbeld”.

Art. 38 § 3: “De rechter kan het herstel in het recht tot sturen afhankelijk maken van het slagen voor een of meer van de hiernavermelde (examens en onderzoeken) :
1° een theoretisch (examen);
2° een praktisch (examen);
3° een geneeskundig onderzoek;
4° een psychologisch onderzoek (…)”.

Algemeen overzicht aangaande alcoholintoxicatie:

1) tenminste 0,5 en minder dan 0,8 promille (overeenstemmend met 0,22 tot 0,35 mg / l UAL):
– minimum 3 uur rijverbod
– een onmiddellijke inning van 150€
– bij procedure voor de rechtbank kan de rechter een boete van € 150 tot € 3.000 opleggen, meer een verval van het recht tot sturen.

2) tenminste 0,8 en minder dan 1,2 promille :
– minimum 6 uur rijverbod; ingeval van gevaarlijk rijgedrag: rijbewijs onmiddellijk ingetrokken, gedurende in principe 15 dagen (zie meer hieronder nr. 3.1 – Rijverbod)
– een minnelijke schikking van 400 €
– bij procedure voor de rechtbank: een boete van 1.200 tot 12.000 €, meer mogelijks een verval van het recht tot sturen.

3) tenminste 1,2 en minder dan 1,5 promille:
– minimum 6 uur rijverbod; ingeval van gevaarlijk rijgedrag: rijbewijs onmiddellijk ingetrokken, gedurende in principe 15 dagen (zie meer hieronder nr. 3.1)
– een minnelijke schikking van 600 €
– bij procedure voor de rechtbank: een boete van 1.200 tot 12.000 €, meer mogelijks een verval van het recht tot sturen.

4) tenminste 1,5 en minder dan 1,6 promille :
– minimum 6 uur rijverbod; ingeval van gevaarlijk rijgedrag: rijbewijs onmiddellijk ingetrokken, gedurende in principe 15 dagen (zie meer hieronder nr. 3.1)
– geen onmiddellijke inning mogelijk en dus steeds dagvaarding voor de Politierechtbank; deze kan een boete van 1.200 tot € 12.000 € opleggen, meer een verval van het recht tot sturen.

5) 1,6 promille of meer, of rijden in staat van dronkenschap of soortgelijke staat door het gebruik van drugs of geneesmiddelen:
– minimum 6 uur rijverbod; bovendien wordt het rijbewijs voor minstens 15 dagen onmiddellijk ingetrokken
-geen onmiddellijke inning mogelijk en dus steeds dagvaarding voor de Politierechtbank; deze kan een boete van 1.200 tot € 12.000 € opleggen, meer een verval van het recht tot sturen van 1 maand tot 5 jaar of definitief.

6) Herhaling van rijden onder invloed vanaf 0,8 promille of van rijden in staat van dronkenschap of soortgelijke staat door het gebruik van drugs of geneesmiddelen:
– minimum 6 uur rijverbod; bovendien wordt het rijbewijs voor minstens 15 dagen onmiddellijk ingetrokken
– geen onmiddellijke inning mogelijk en dus steeds dagvaarding voor de Politierechtbank; deze kan een boete van 2.400 tot 24.000 € opleggen, meer een verval van het recht tot sturen van 1 maand tot 5 jaar of definitief.

Noot: alle voormelde boetebedragen zijn de effectief te betalen bedragen, dus nà vermenigvuldiging met 6.

4° Sturen zonder rijbewijs : een geldboete van 200 tot 2.000 €, meer de mogelijkheid van een rijverbod ; bij herhaling binnen het jaar verdubbeling van deze sancties.

5° Sturen zonder verzekering : gevangenis van 15 dagen tot 6 maanden en/of een geldboete van 100 tot 1.000 €, meer mogelijks een rijverbod.

6° Vluchtmisdrijf :

* zonder gewonden : gevangenis van 15 dagen tot 6 maanden en/of een geldboete van 200 tot 2.000 €, meer de mogelijkheid van een rijverbod;
* met gewonden of doden : gevangenis van 15 dagen tot 2 jaar en/of een geldboete van 400 tot 5.000 € en een verplicht rijverbod van minstens drie maanden.

Art. 33.Wet 09-06-1965, art. 3> § 1. Met gevangenisstraf (van vijftien dagen tot zes maanden en met geldboete van 200 (euro) tot 2.000 (euro)) of met een van die straffen alleen wordt gestraft
1° elke bestuurder van een voertuig of van een dier die, wetend dat dit voertuig of dit dier oorzaak van, dan wel aanleiding tot een ongeval op een openbare plaats is geweest,
2° hij die wetend dat hij zelf oorzaak van, dan wel aanleiding tot een verkeersongeval op een openbare plaats is geweest,
de vlucht neemt om zich aan de dienstige vaststellingen te onttrekken, zelfs wanneer het ongeval niet aan zijn schuld te wijten is.
§ 2. (Heeft het ongeval voor een ander slagen, verwondingen of de dood tot gevolg gehad, dan wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met een geldboete van 400 euro tot 5 000 euro of met een van die straffen alleen en met het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaren of voorgoed.)

7° Bij bepaalde combinaties van overtredingen zijn specifieke (uiteraard hogere) sancties voorzien:

a. doding samen met intoxicatie (of dronkenschap/drugs) of met niet-toegelaten snelheid : verplicht rijverbod gedurende 3 maanden, meer de vier verplichte onderzoeken (1° een theoretisch examen, 2° een praktisch examen, 3° een geneeskundig onderzoek, en 4° een psychologisch onderzoek); bij herhaling wordt de 3 maanden rijverbod gebracht op 1 jaar ;
b. verwondingen + intoxicatie (of dronkenschap/drugs) bij herhaling : verplicht rijverbod gedurende 6 maanden, meer alle (= voormelde 4) onderzoeken.

8° Een inbreuk op de technische eisen (K.B. van 15 maart 1968), zoals het rijden met een voertuig dat niet is gekeurd : gevangenis van 8 dagen tot 3 maanden en/of een geldboete van 10 tot 10.000 € ; bij herhaling binnen de twee jaar minstens het dubbele.

Vermeldenswaardig is nog de vaststelling dat inbreuken op het betalend parkeren (inbegrepen blauwe zone en bewonersparkeren) niet langer strafbaar zijn. Maar inbreuken op de wettelijke duurtijd om te mogen parkeren op een bepaalde plaats (zijnde het verbod om langer dan 24 uur op eenzelfde plaats te parkeren, het halfmaandelijks beurtelings parkeren en bedrog met parkeerschijf) blijven strafbaar.

Let wel op: de inbreuken op het betalend parkeren vallen thans niet meer onder de strafwetgeving, maar worden (bijna steeds) beteugeld via de gemeentelijke administratieve sancties.

2.45 De beklaagde die op strafrechtelijk gebied wordt veroordeeld zal niet alleen de geldboete zelf moeten betalen, maar tevens de wettelijke bijdragen en de gedingkosten. Deze bedragen samen vaak meer dan de eigenlijke geldboete, vooral omdat meestal een deel van de geldboete met uitstel wordt opgelegd (en dus niet effectief moet worden betaald).

De veroordeelde moet naast de boete tevens de gerechtskosten, zijnde meestal ongeveer 50 euro, en een bijdrage van 150 € aan het Fonds voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden betalen. Als de uitgesproken geldboete zelf dus 50 euro is, waarvan de helft met uitstel, dan moet de veroordeelde betalen: (50 € : 2 =) 25 € effectieve geldboete x 6 = 150 euro geldboete, meer bvb. 47,20 € gerechtskosten + 150 € wettelijke bijdrage aan het Fonds, hetzij in totaal 347,20 €.

Een paar maanden na de veroordeling stuurt de griffie u een afrekening. Pas daarna moet u de verschuldigde som betalen.

TIP1: Veel rechtsbijstandverzekeraars zijn bereid de gedingkosten en soms zelfs de wettelijke bijdragen (maar uiteraard nooit de geldboete) terug te betalen aan de veroordeelde. U moet het wel vragen !

TIP2: u kan, zo nodig, afbetalingstermijnen vragen bij de griffie.

2.46 Noot: dronkenschap en andere inbreuken kunnen aanleiding geven tot het moeten terugbetalen van de schadevergoedingen aan de BA-verzekeraar

zie De terugvordering door de B.A.-verzekeraar (regresvordering of verhaal van de verzekeringsmaatschappij.