NOOT VOORAF: de tekstgedeelten in lichtgrijze kleur zijn enkel voor juristen bedoeld.

5.1 In veruit de meeste gevallen wordt de schade geregeld in der minne ( = bij: overeenstemming, overeenkomst, akkoord, minnelijke regeling).

Dit gebeurt in de praktijk meestal als volgt:

  • na de eenzijdige expertise van de wagen en/of de letsels en na kennisname van uw bewijsstukken wordt de afrekening betreffende de schade opgesteld door de verzekeringsmaatschappij die de schade moet vergoeden
  • daarna stuurt deze verzekeringsmaatschappij voormelde schade-afrekening naar u; dit gebeurt vaak via omwegen, bij voorbeeld : zij stuurt het voorstel tot schaderegeling naar uw rechtsbijstandsverzekeraar, deze stuurt het door naar uw verzekeringsmakelaar, en zo komt het uiteindelijk bij u terecht;
  • u ontvangt dit schaderegelingsvoorstel wellicht samen met een overeenkomst van dading (vaststelling), met het verzoek deze te willen ondertekenen;
  • als u deze overeenkomst ondertekent en terugzendt, kan u niet meer terug: het bedrag van de schadevergoeding kan niet meer worden gewijzigd!; vraag dus zeker eerst raad aan een (gespecialiseerde) advocaat, zeker als het om belangrijke schade gaat;
  • ongeveer een maand na deze terugzending ontvangt u het overeengekomen bedrag.

Wanneer u de schaderegeling van de verzekeringsmaatschappij wil controleren (en vervolgens eventueel wil betwisten), dan dient u een advocaat aan te stellen (op kosten van de verzekeraar rechtsbijstand). Zie Aanstelling van een advocaat en Praktische adviezen, nr. 19.

Als deze advocaat ook van oordeel is dat het voorstel tot schaderegeling moet worden betwist, dan zal hij eerst onderhandelen en zo naar een minnelijke regeling streven; zo nodig zal hij uiteindelijk een burgerlijke * vordering voor de bevoegde rechter instellen.

Opmerkingen:
– de rechtsbijstandsverzekeraar moet best eerst expliciet haar instemming met de tussenkomst van een advocaat geven; zij zal dit uiteraard met tegenzin doen ;
– u kan een provisionele kwitantie * wel steeds zonder risico en dus zonder raadpleging van een advocaat ondertekenen;
– de schadelijder beslist altijd zelf in laatste instantie of hij al dan niet akkoord gaat met een schaderegelingsvoorstel van tegenpartij; zijn advocaat moet de beslissing van zijn cliënt steeds respecteren.

5.2 De burgerlijke vordering (zijnde de eis tot schadevergoeding) als gevolg van een verkeersongeval kan vooral op de volgende twee wijzen worden gesteld:

a. ofwel via burgerlijke-partijstelling* tegen de beklaagde, voor de Politierechtbank* zetelend in strafzaken; dit gebeurt meestal op de inleidende zitting, of eventueel na rechtstreekse dagvaarding* (zie verder onder nr. 7); deze burgerlijke-partijstelling kan sinds enige tijd ook gebeuren nadat de beklaagde (dus de aansprakelijke) definitief is veroordeeld door de strafrechtbank;

b. ofwel door middel van dagvaarding* of een verzoekschrift tot vrijwillige verschijning voor de Politierechtbank zetelend in burgerlijke zaken.

Art. 4, al. 2 e.v. van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering (zoals gewijzigd bij de wet van april 2005): “De rechter bij wie de strafvordering aanhangig is gemaakt, houdt ambtshalve de burgerlijke belangen aan, zelfs bij ontstentenis van burgerlijke-partijstelling, wanneer de zaak wat die belangen betreft niet in staat van wijzen is.
Onverminderd het recht om de zaak, conform de artikelen 1034bis tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek, bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken, kan eenieder die door het strafbaar feit schade heeft geleden, nadien door middel van een ter griffie ingediend verzoekschrift, in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn, kosteloos verkrijgen dat het gerecht dat uitspraak heeft gedaan over de strafvordering, uitspraak doet over de burgerlijke belangen.
Dat verzoekschrift geldt als burgerlijke-partijstelling.
Het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis van de partijen en, in voorkomend geval, van de advocaten gebracht onder vermelding van plaats, dag en uur van de zitting waarop de zaak wordt behandeld.
(Wanneer uitspraak is gedaan over de strafvordering,) kan elke in het geding zijnde partij de rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, verzoeken termijnen vast te stellen voor de overzending en de indiening van de stukken, alsmede de conclusies, en de rechtsdag te bepalen”. (zoals gewijzigd bij de wet van december 2005, met inwerkingtreding vanaf 9 januari 2006).

De vordering tot schadevergoeding kan dus voor de strafrechtbank worden gebracht; dit kan gebeuren in de loop van de strafrechtelijke procedure, ofwel erna, dus na de strafrechtelijke veroordeling van de beklaagde. U mag dus wachten totdat de strafrechtbank bij vonnis de beklaagde heeft veroordeeld, om pas daarna voor deze rechtbank schadevergoeding te vorderen tegen de veroordeelde. Deze werkwijze is soms aangewezen.
Ten anderen kan de vordering tot schadeloosstelling ook worden gebracht voor de burgerlijke rechtbank, tegen de beklaagde en/of zijn B.A.-verzekeraar.
Hoe de procedure moet worden gevoerd laat u uiteraard volledig over aan uw advocaat. De regeling van de (exclusieve) bevoegdheid van de Politierechtbank (voor verkeersongevallen) is vrij complex.

5.3 Betreffende verkeersongevallen gebeurt de burgerlijke-partijstelling in de praktijk voor de Politierechtbank zetelend in Strafzaken, en dit ofwel vóór de strafrechtelijke uitspraak ofwel nadien (bij toepassing van art. 4 Voorafgaandelijke Titel Wetboek van Strafvordering).

Meer in het algemeen kan burgerlijke-partijstelling ook gebeuren voor de onderzoeksrechter of het onderzoeksgerecht (Raadkamer, of in hoger beroep Kamer van Inbeschuldigingstelling); maar dit is niet van belang in zaken van verkeersongevallen.

Bovendien kan de benadeelde vaak enkel via een procedure voor de burgerlijke rechter vergoeding vorderen van een verzekeringsmaatschappij (zie ook hierna nr. 6).