5.41 De verzekering eigen schade, brand en/of diefstal (samen de zogenaamde omniumverzekering).

In principe moet de schuldige bestuurder zelf de schade veroorzaakt aan zijn eigen voertuig dragen. Daarvan wordt afgeweken in de omniumverzekering, binnen de perken vastgelegd in de polisvoorwaarden. Als uw voertuig uitbrandt, gestolen wordt of door uw eigen fout beschadigd wordt, zal uw omniumverzekeraar niettemin uw voertuigschade vergoeden. Maar de voorwaarden vermeld in de polis beperken uw recht op schadeloosstelling.

Lees dus uw polis goed na: welke schadeposten worden niet vergoed, hoe wordt de vergoeding voor de wel gedekte schadeposten berekend, wanneer is er uitsluiting van dekking, enz.
Vaak wordt geen dekking verleend van zodra u een zekere alcoholintoxicatie had en zeker van zodra u dronken was…

5.42 De verzekering eigen schade (omnium) voorziet dat de begroting van de voertuigschade gebeurt ofwel op forfaitaire wijze ofwel overeenkomstig de werkelijke schade.

Bij omnium-verzekering met forfaitaire vergoeding wordt niet gesteund op de werkelijke waarde, maar op de contractuele of aangenomen waarde, dus op de waarde die bij het sluiten van de polis is overeengekomen.

De vergoeding voor de vervangingswaarde (“waarde vóór ongeval”) van uw voertuig dat een totaal verlies is zal dan gebeuren volgens deze overeengekomen waarde (en dus niet volgens de werkelijke waarde), bij voorbeeld als volgt :

– is het voertuig maximaal 6 maanden oud, dan vergoeding volgens de volledige aangenomen waarde, bvb. 20.000 €;

– daarna een degressieve afschrijving van bvb. 16 %; zo zal de vervangingswaarde worden bepaald op (20.000 – 16 % =) 16.800 € na 1 jaar afschrijving (dus als de auto 1 jaar en 6 maanden is), op (16.800 € – 16 % =) 14.112 € na 2 jaar afschrijving, op 11.854 € na 3 jaren afschrijving, en zo verder.

Dus: werd een omniumverzekering tegen aangenomen waarde gesloten, dan kan er in feite nooit een echte discussie omtrent de vervangingswaarde ontstaan; immers, enkel de leeftijd van het voertuig (samengenomen met de polisvoorwaarden) bepaalt dan de vergoeding.

Daarentegen zal bij een omnium-verzekering met vergoeding volgens de werkelijke waarde deze waarde in concreto moeten worden vastgesteld (door een voertuigexpert). Dan zal de vervangingswaarde van het voertuig worden begroot overeenkomstig het gemeen recht, dus overeenkomstig de werkelijke waarde op de dag van het ongeval; hier geldt m.a.w. de werkelijke vervangingswaarde en hier kan een tegenexpertise nuttig zijn (zie de zienswijze van de voertuigexpert betwisten).

Opmerking: werd uw omnium verzekerd voertuig beschadigd door de fout van een ander persoon, dan dient u uiteraard volledig te worden vergoed, overeenkomstig de regels van de burgerlijke aansprakelijkheid (B.A.). M.a.w., als u geen fout heeft aan het ongeval, heeft uw omniumverzekering geen belang; de aansprakelijke moet u immers volledig vergoeden. U kan dan toch soms enig nut hebben om de uitbetaling conform de polis te vragen aan uw omniumverzekeraar, bvb. omdat de aangenomen waarde hoger is dan de werkelijke vervangingswaarde.

Zie ook : Betwistingen omtrent de voertuigschade

5.43 Bij de verzekering omnium alle risico’s of gedeeltelijke omnium wordt een vrijstelling of franchise bepaald.

Voorziet de verzekeringspolis een franchise van bvb. 500 €, dan moet de omniumverzekeraar slechts de schade die boven de 500 € uitkomt vergoeden. Vanzelfsprekend is de premie lager naargelang de vrijstelling hoger is.