LICHAMELIJKE SCHADE (LICHAMELIJKE LETSELS) advocaat Pascal Mortier GENT lichamelijke letsels

letselschade

 

Door Mr. Pascal Mortier, advocaat lichamelijke schade, Hoogstraat 53, 9000 Gent

(tel.: 09 / 224 14 14 – fax : 09 / 225 55 65 – pascal.mortier@skynet.be)

 

A. VOOREERST: zie DE MEDISCHE EXPERTISE = nr 1 t.e.m. 7.

 

B. DE VERGOEDING VOOR DE LICHAMELIJKE SCHADE

(


S a m e n v a t t i n g

 

* Nadat de medische expertise achter de rug is, wordt de vordering voor de passende vergoeding voor de lichamelijke schade opgesteld. Juristen delen dlichamelijke schade ( = letselschade) op in meerdere schadeposten (vooral: Morele schade tegenover Materiële schade, en Tijdelijke Ongeschiktheid (T.O.) / Tijdelijke arbeidsongeschiktheid (T.A.O.) / tijdelijke invaliditeit (T.I.) * tegenover Blijvende arbeidsongeschiktheid (B.O.) / Blijvende arbeidsongeschiktheid (B.A.O. = B.W.O.) */ blijvende invaliditeit (B.I.) *).“ex aequo et bono” BAO BI consolidatie blijvend werkongeschikt percentage werkonbekwaamheid werkongeschiktheid werkononbekwaamheid arbeidsongeschiktheid invaliditeit tijdelijke en blijvende ongeschiktheid invaliditeit
* Er bestaan meerdere Wijzen van vergoeding (zie hieronder nr. 9.5 ); zoals: de forfaitaire vergoeding, de raming ex aequo et bono *, de kapitalisatieberekening, en de geïndexeerde rente. Voor B.I. /B.A.O. tot minder dan 15 % wordt meestal de forfaitaire vergoeding per punt (= per procentunt van B.A.O. / B.I.) toegepast (nr. 9.54). VVkapitalisatie kapitalisatieberekening geïndexeerde rente ex aequo et bono

Gaat het om (zeer) ernstige lichamelijke schade, dan worden bijkomende schadeposten aangenomen en dan gelden bijzondere regels voor de berekening van de vergoeding (zie hieronder nr. 9.6 Erge morele schade en 9.7 Zwaar gehandicapten, en ook nr. 9.33 bijzondere soorten van morele schade en nr. 9.53 kapitalisatie; zie tevens Enkele voorbeelden onder nr. 10.2). geïndexeerde levenslange rente ernstig gehandicapt zonder benen motorfiets ongeval rolstoel verkeersongeval totaal afhankelijk derden ouders

* Onder nr. 11. Losse weetjes worden enkele uiteenlopende inlichtingen gegeven over de vergoeding voor de lichamelijke schade.

* Daarna, onder nr. 12., wordt besproken onder welke voorwaarden de kosten na de consolidatiedatum * vergoedbaar zijn.

* De schadevergoeding bij overlijden : zie 13. Vergoedingen bij overlijden


*
 Tenslotte wordt in het deel C (zijnde nr. 14 t.e.m. 20) uitgelegd wat het slachtoffer zelf moet doen om volledige vergoeding te kunnen bekomen, dus:

• welke stukken moet ik van in het begin verzamelen (nr. 14. Medische verslagen en 15. Uw kosten bewijzen) ?
• wat is het nut van een eigen raadsgeneesheer (nr.16 
Uw eigen raadsgeneesheer) ?
• hoe kan ikzelf ervoor zorgen dat de medische expertise goed verloopt? (nr. 17 
Hoe kan u de medische expertise voorbereiden ?)
• 
wat is de rol van mijn advocaat ? (nr. 18 Uw advocaat )
• betaalt de rechtsbijstandverzekeraar alle kosten van mijn advocaat en van mijn raadsgeneesheer ? (nr. 19
Uw advocaat en uw rechtsbijstandsverzekeraar en 20.Rechtsbijstand).

 

 

ONDERTEKEN NOOIT EEN AKKOORD BETREFFENDE DE SCHADEVERGOEDING, TENZIJ NA ADVIES VAN UW ADVOCAAT.

MINSTENS ZAL U VOORAF ONZE TEKSTEN WILLEN LEZEN.

WORD GEEN TWEEDE KEER SLACHTOFFER !

els)

letselschade letsels vergoeding letselschade gehandicapt schadevergoeding invalide “hulp van derden” morele schade lichamelijkeamelijke schade amputatie

 

Wanneer een woord is aangeduid met * kan u de definitie ervan terugvinden in de Woordenlijst,

ingedeeld in A-D / E-O / P-Z.

 

 

.

 

8. Het vergoedingsprincipe – de indicatieve tabel

 

8.1 Hoofdprincipe: volledige schadeloosstelling

Het principe van de schadebegroting is geniaal in zijn eenvoud : het slachtoffer is gerechtigd op de volledige vergoeding van alle schade die voortvloeit uit het ongeval (zie ook het hoofdstuk “Mogelijke vergoedingen” om de voorwaarden te vernemen).

De vergoedbare schade omvat alle materiële (dus financiële) en morele (dus nietfinanciële) nadelen die rechtstreeks of onrechtstreeks voortvloeien uit het schadegeval. Zij is het verschil tussen de toestand waarin u zich zou hebben bevonden zonder het ongeval en de werkelijke toestand sinds en door het schadegeval.

Schade is dus het verschil tussen 2 toestanden:
enerzijds de – hypothetische – toestand waarin het slachtoffer zich normalerwijze zou hebben bevonden indien 
het schadegeval (de fout, de onrechtmatige daad, het ongeval) niet zou zijn tussengekomen
en
anderzijds de – werkelijke – toestand waarin het zich sinds en ingevolge het schadegeval bevindt.

Maar de toepassing van dit hoofdprincipe op de lichamelijke schade past als een tang op een varken; juristen zijn dan ook op zoek gegaan naar een passende onderverdeling van de lichamelijke schade, om zo de regelmatig voorkomende gevallen op een algemene en rechtvaardige wijze te kunnen vergoeden.

Op financieel vlak mag het slachtoffer dus na de vergoeding voor de schade geen enkel nadeel meer overhouden. Het hoofdprobleem wordt gevormd door de bewijslevering: enkel de (lichamelijke of andere) schade die afdoende wordt bewezen wordt vergoed. Voor de lichamelijke schade gebeurt de bewijslevering in de eerste plaats door de medische expertise. Het inkomstenverlies wordt vooral bewezen aan de hand van de fiscale aanslagbiljetten. De medische kosten worden bewezen door hospitaalfacturen, apothekersbriefjes, kwijtschriften van het ziekenfonds, e.d. Zonder bewijs geen vergoeding.

8.2 De indicatieve tabel

8.21 Door de verenigingen van Belgische Magistraten werd een indicatieve tabel opgesteld. De indicatieve tabel geeft een overzicht weer van de gebruikelijke vergoedingen van de regelmatig voorkomende schadeposten. Omdat zij door de rechters zelf is opgesteld bevat zij in feite de gebruikelijke rechtspraak betreffende de schadevergoeding.

Zij is vooral bedoeld als richtlijn bij de begroting van de lichamelijke schade van slachtoffers van een verkeersongeval, maar ze wordt ook daarbuiten vrij algemeen gebruikt.

8.22 In de indicatieve tabel (I.T.) wordt benadrukt dat de opgegeven richtvergoedingen voor de rechter niet bindend zijn en dat zij niet kunnen worden toegepast wanneer de werkelijke omvang van de schade in concreto wordt aangetoond.

Vele van deze richtvergoedingen worden niettemin bijna steeds zonder enige betwisting toegepast door de advocaten en door de rechters, zoals de vergoeding voor de huishoudelijke en de morele schade tijdens de tijdelijke (arbeids)ongeschiktheid (T.A.O. of T.O.) en zoals de forfaitaire vergoeding per punt voor de schade tijdens de blijvende ongeschiktheid (B.O.).

MAAR: de richtvergoedingen voorzien in de I.T. gelden niet of slechts gedeeltelijk voor personen die ernstig gehandicapt zijn (zie verder 9.7Zwaar gehandicapten); ze worden bovendien slechts gedeeltelijk toegepast door de verzekeringsmaatschappijen.

8.23 Deze tabel werd in mei 2004, in oktober 2008, in oktober 2012, en in maart 2017 herzien. Begin 2021 werd een nieuwe indicatieve tabel kenbaar gemaakt door de vereniging van magistraten, onder de benaming “Indicatieve Tabel 2020”. De volledige tekst is nagenoeg identiek als deze van de I.T. 2016.

8.24 Deze nieuwe indicatieve tabel vindt onmiddellijk toepassing op alle vonnissen die voordien nog niet waren geveld.

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

 

 

De inhoud van de indicatieve tabel 


Voorwoord

I. Kosten en uitgaven

A. Voertuigschade – gebruiksderving – BTW———- zie hierover het hoofdstuk Voertuigschade
B. Verplaatsings- en administratieve kosten ————– zie hierover verder onder nr. 9.23 kosten en uitgaven 
C. Kledij en bagage ————– zie hierover verder onder nr. 9.23 kosten en uitgaven 
D. Medische kosten na consolidatie ————– zie nr. 12. Zijn de kosten na de consolidatiedatum vergoedbaar ?

II. Tijdelijke arbeidsongeschiktheid en invaliditeit

A. Materiële schade

1. Inkomensverlies ————– zie hieronder 9.21 professionele schade
2. Meerinspanningen 
————– zie hieronder 9.21 professionele schade
3. Economische waarde huishoudelijke arbeid 
————– zie 9.22 huishoudelijke schade

B. Morele schade 

C. Verlies schooljaar ————– zie 11. Losse weetjes , nl. nr. 11.5
1. Materiële schade
2. Morele schade
3. Achterstand in de loopbaan

III. Blijvende arbeidsongeschiktheid en invaliditeit

A. Wijzen van vergoeding van de materiële schade

1. Geïndexeerde rente ————– zie 9.7 Zwaar gehandicapten (m.a.w. hoge graad van B.A.O.)
2. Kapitalisatie – splitsingsmethode ————– zie 9.5 Wijzen van vergoeding
3. Intrestvoet
4. Sterftetafels
5. Vergoeding per punt 
————– zie 9.5 Wijzen van vergoeding

B. Verschillende vormen van schade

1. Inkomensverlies ————– zie 9.21 professionele schade
2. Huishoudelijke schade ————– zie 9.22
 huishoudelijke schade
3. Hulp van derden ————– zie 9.22
 huishoudelijke schade
4. Postprofessionele schade ————– zie 9.21 
professionele schade
5. Morele schade
6. Seksuele schade 
————– zie 9.33 bijzondere soorten van morele schade
7. Esthetische schade
 ————– zie 9.33 bijzondere soorten van morele schade
8. Genoegenschade 
————– zie 9.33 bijzondere soorten van morele schade
9. Schade door weerkaatsing 
————– zie 9.33 bijzondere soorten van morele schade (o.a. genegenheidsschade)

C. Vergoeding per punt ————– zie 9.5 Wijzen van vergoeding

1. Materiele/morele schade vermengd
2. Zuivere morele schade

IV. Overlijden ————– zie 13. Vergoedingen bij overlijden
A. Begrafeniskosten
B. Schade ex haerede
C. Morele schade van de nabestaanden
D. Economische schade bij overlijden

V. Intrest en provisie ————– zie hierover Enkele principes betreffende de uitbetaling van de vergoeding door de verzekeringsmaatschappij (in hoofdstuk “Vergoedingen”)

A. Vergoedende intrest
1. Op de hoofdsom
2. Op de provisies
B. Moratoire rente

VI. Opdracht medische expertise ————– zie hierover de tegensprekelijke medische expertise

VII. Slotbeschouwingen

De belangrijkste delen van de indicatieve tabel worden hieronder geciteerd.

 

Noot
aangaande de wettelijke voorwaarden voor vergoeding aan slachtoffers, inbegrepen de vergoeding voor de zwakke weggebruikers
* en inbegrepen allerlei sociale uitkeringen (gehandicapten-, mutualiteits-, arbeidsongevallen-, en andere uitkeringen): zie Mogelijke vergoedingen.

 

 

 

9. Wat is lichamelijke schade?

 

9.1 Algemene definitie

9.11 Synoniemen voor “lichamelijke schade”: letselschade, schade aan de mens, persoonsschade,…

Het gaat hier om (de vergoeding voor) lichamelijke letsels in de ruimste zin, inbegrepen de nadelen op het morele vlak en de psychische letselsHet gaat dus om de nadelen die rechtstreeks of onrechtstreeks voortvloeien uit de (fysieke en/of psychische) letsels die een persoon heeft opgelopen.

9.12 Het hoofdonderscheid in lichamelijke schade: materiële (* E-Oen morele (*E-O) schade. Beide worden verder onderverdeeld (zie hieronder nr. 9.2 ).

9.13 Een ander belangrijk onderscheid is dit tussen invaliditeit en arbeidsongeschiktheid.
Vooreerst zal de geneesheer-expert nagaan in welke mate de fysieke integriteit, dus het lichamelijk (inbegrepen het cerebraal / psychisch) vermogen, van het slachtoffer is aangetast; dus de vraag: welke aantasting, dus handicaps en andere beperkingen, kan op medisch gebied worden aangenomen?; dit betreft de (tijdelijke of blijvende) invaliditeit.
Daarna wordt, grotendeels op basis van de bepaling van de invaliditeit en ook van de beperkingen om te arbeiden, nagegaan in welke mate het slachtoffer nog kan werken (vooral op professioneel maar ook op huishoudelijk vlak, en desgevallend betreffende postlucratieve of extraprofessionele activiteiten); dit betreft de arbeidsongeschiktheid.

Men maakt het onderscheid tussen enerzijds Tijdelijke Ongeschiktheid (T.O.) / Tijdelijke arbeidsongeschiktheid (T.A.O.) *P-Z tegenover Blijvende arbeidsongeschiktheid (B.O.) / Blijvende arbeidsongeschiktheid (B.A.O. = B.W.O.) *A-D . Dit onderscheid wordt bepaald door de consolidatiedatum.

Het percentage (dus de graad) van arbeidsongeschiktheid wordt niet alleen bepaald door weerslag van de invaliditeit op het arbeidsvermogen in het algemeen; deze graad wordt tevens bepaald door de concrete gegevens van het slachtoffer: de linkerduim niet meer kunnen gebruiken leidt tot een hogere arbeidsongeschiktheid voor een arbeider dan voor een advocaat; wie reeds 40 jaar werkzaam is als ongeschoolde arbeider zal wellicht niet meer kunnen worden omgeschoold tot een bediende; e.d.

In het Belgische vergoedingsrecht wordt geen onderscheid gemaakt naargelang de aard van de letsels. De begroting van de letselschade gebeurt in principe dus op dezelfde wijze voor een whiplash-patiënt als voor een persoon die een vingerkootje heeft verloren of die een psychisch trauma (met depressie) heeft opgelopen. Alle bewezen fysieke en psychische (geestelijke) schade als gevolg van het verkeersongeval moet worden vergoed. De juristen hebben de schadelijke gevolgen enkel maar in soorten ingedeeld om ze gemakkelijker te kunnen bespreken.

Zo ook is in principe de rechtsgrond zonder belang: van zodra het recht op schadevergoeding vaststaat moet deze integraal worden betaald aan het slachtoffer, ongeacht of de schade gebaseerd is op de burgerlijke aansprakelijkheid,of op de wetgeving betreffende de zwakke weggebruikers (art. 29bis WAM), of op de verplichtingen van het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, of op een medische fout, of op een verkeersinbreuk (samen met art. 1382 Burgerlijk Wetboek). Maar soms is het slachtoffer enkel gerechtigd op een vergoeding die forfaitair (dus niet volgens de werkelijkheid) wordt bepaald, zoals bij toepassing van het arbeidsongevallenrecht of van een sommenverzekering.

 

9.2 Materiële schade

De materiële schade betreft in essentie de nadelen met een rechtstreekse of onrechtstreekse financiële weerslag; dus de vraag: in welke mate zou mijn patrimoniale toestand, mijn financieel vermogen, beter zijn geweest indien het ongeval niet was gebeurd.

Deze schade omvat de professionele schade (9.21), de huishoudelijke schade (9.22), en de stoffelijke schade (kosten en uitgaven, nr. 9.23).

 

9.21De professionele schade of economische ongeschiktheid

De professionele schade of “beroepsschade” wordt in de indicatieve tabellen van 2012, van 2016 en 2020 “economische ongeschiktheid” genoemd.

De professionele schade of “economische ongeschiktheid” bestaat in drie vormen : inkomstenverlies,  de vermindering van de economische waarde op de concurrentiële arbeidsmarkt (dus in het bijzonder de aantasting van het verdienvermogen), en het moeten leveren van meerinspanningen .

1° a Het rechtstreekse inkomstenverlies.

Vooreerst bestaat de materiële lichamelijke schade uit het beroepsinkomensverlies. Dit is het wegvallen of de vermindering van beroepsinkomsten doordat men – al dan niet tijdelijk – niet meer (of niet meer voltijds) kan werken als gevolg van de arbeidsongeschiktheid.

Het verlies aan beroepsinkomsten en aanverwante voordelen, door het ongeval, moet zo precies mogelijk worden berekend; daarbij vertrekt men van de vraag welk beroepsinkomen zou zijn behaald indien het ongeval niet zou zijn gebeurd. Een moeilijkheid bij deze berekening: er dient rekening te worden gehouden met de personenbelasting en met de sociale-zekerheidsbijdragen (meestal 13,07 % voor een werknemer).

De indicatieve tabel van 2016 en deze van 2020 geven de volgende definitie:

De economische ongeschiktheid kan worden omschreven als het geheel van de gevolgen van de aantasting van de fysieke en psychische integriteit op de handelingen en de gedragingen in het professioneel en lucratief leven van het slachtoffer, alsook de aantasting van de concurrentiekracht van het slachtoffer op de arbeidsmarkt.

Waarom “handelingen” én “gedragingen”; en waarom “professioneel” én “lucratief” – is de professionele activiteit dan niet lucratief ?
Bedoeld wordt wellicht: “De economische of arbeidsongeschiktheid is de materiële (of financiële) weerslag van de aantasting van de fysieke en de psychische integriteit op het beroepsleven; zij omvat de derving aan beroepsinkomsten, de vermindering van de concurrentiële waarde op de arbeidsmarkt en het moeten opbrengen van verhoogde inspanning bij het verrichten van economische activiteiten”. Onduidelijk blijft: vallen onder “
lucratief leven” ook de postlucratieve en de extraprofessionele schade?

De indicatieve tabel 2016, gepubliceerd in maart 2017, stelt verder:

“2.5 De economische ongeschiktheid

2.5.1 Verlies van inkomen

Het verlies aan inkomen moet steeds in concreto worden bewezen.

De schadevergoeding strekt ertoe hetzelfde netto-inkomen te verkrijgen als hetgeen het slachtoffer zou hebben verworven zonder het schadeverwekkend feit.

Het netto-inkomen moet in aanmerking worden genomen tenzij aangetoond wordt dat op de toe te kennen vergoeding gelijkwaardige fiscale en sociale lasten rusten als deze die het inkomen bezwaren. Als het netto-inkomen als basis gebruikt wordt, kunnen reserves worden toegekend voor de fiscale en sociale lasten.”

De indicatieve tabel 2020 geeft een zeer gelijklopende beschrijving van deze schadepost, maar is onjuister: “De schadevergoeding strekt ertoe hetzelfde netto-inkomen te verkrijgen als vóór het ontstaan van de schade”. De werkelijke maatstaf is: wat is het werkelijke verlies, welk inkomen en welke voordelen in de ruimste zin zou het slachtoffer hebben ontvangen indien het ongeval niet zou zijn gebeurd ? “… als vóór het ontstaan van de schade” houdt geen rekening met de mogelijkheid dat het slachtoffer kort voor het ontstaan van de schade tijdelijk werkloos was, of dat hij ten tijde van het ongeval op het punt stond een hoger inkomen te verdienen, of dergelijke.

De werkelijke inkomensschade van het slachtoffer bestaat niet uit het verlies aan bruto-inkomen, waarvan immers een groot deel toekomt aan de overheid; dus wordt uitgegaan van het nettoloon. Maar de schadevergoeding voor het beroepsinkomstenverlies wordt op fiscaal gebied beschouwd als een vervangingsinkomen, en is alzo eveneens belastbaar. Evenwel is het bedrag van deze belastingen afhankelijk van de gezinssamenstelling en andere factoren, en kan het dus niet in het vonnis (of de dading) worden vermeld. Dus moet aan het slachtoffer voorbehoud (of reserve) worden toegekend om dit bedrag terug te kunnen bekomen van de vergoedingsplichtige van zodra hij vanwege de fiscus dit bedrag verneemt. Zonder een dergelijk voorbehoud zou het slachtoffer uiteindelijk maar de schadevergoeding gebaseerd op het netto-inkomen verminderd met de belastingen op deze schadevergoeding ontvangen.

Bovenstaande tekst van de I.T. betreffende “gelijkwaardige fiscale en sociale lasten“vraagt eveneens wat uitleg. Bedoeld wordt: voormeld voorbehoud moet niet worden voorzien en het brutoloon mag als berekeningsbasis worden aangenomen indien wordt bewezen dat de sociale en fiscale lasten enerzijds op het loon en anderzijds op de vergoeding van het loonverlies gelijk(waardig) zijn. Doch nu vervanginginkomsten, nl. de vergoeding voor beroepsinkomsten, onder een gunstiger belastingsregime vallen en nu daarop geen sociale lasten verschuldigd zijn is kwestieuze mogelijke gelijkwaardigheid louter theoretisch.

De beroepsinkomsten van werknemers en zelfstandigen worden in principe op dezelfde wijze fiscaal belast.
Maar pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, mutualiteitsuitkeringen, bepaalde verzekeringsuitkeringen, brugpensioenen, schadevergoeding voor beroepsinkomstenverlies en andere vervangingsinkomsten geven recht op een belastingvermindering. De berekening van deze belastingvermindering is evenwel ingewikkeld : zij wordt bepaald door het totale inkomen van de belastingsplichtige (na aftrek van de beroepskosten) ; zij wordt kleiner vanaf een bepaald totaal inkomen en bovendien wordt een onderscheid gemaakt naargelang het inkomen al dan niet uitsluitend bestaat uit een vervangingsinkomen ; tenslotte werd er een maximum vastgelegd voor de belastingvermindering.

De vergoeding voor de inkomensderving wordt doorgaans zo precies mogelijk, cijfermatig berekend (zie ook verder onder nr 10, a2).

De vergoeding wordt in principe berekend als volgt:

a. eerst gaat men na welk beroepsinkomen het slachtoffer ten tijde van het ongeval verdiende; dit gebeurt vooral aan de hand van de fiscale aanslagbiljetten;

b. daarna bepaalt men welk beroepsinkomen het slachtoffer, normaal geien, zou hebben verdiend vanaf de dag van het ongeval tot de dag van zijn pensionering; hierbij maakt men een onderscheid tussen 1° de periode van tijdelijke ongeschiktheid (T.O.), zijnde deze lopend vanaf de datum van het ongeval tot de consolidatiedatuim, 2° de periode vanaf de consolidatiedatum tot de scharnierdatum (zijnde de vermoedelijke datum van het vonnis), en 3 ° de toekomstige periode, lopend vanaf de scharnierdatum;

c. het normale inkomen wordt vermenigvuldigd met het percentage (of graad) van economische ongeschiktheid vastgelegd in de medische besluiten en met het aantal dagen; zo bekomt men uiteindelijk de te vergoeden som aan beroepsinkomensverlies;

d. bij toepassing van een kapitalisatierente, meestal van 1 %, zal de vergoeding voor de toekomstige professionele schade worden herleid.

Voor de juiste begroting “in concreto” van het inkomensverlies is het noodzakelijk dat de nodige bewijzen worden voorgelegd, zoals: de relevante loonbrieven, fiscale aanslagbiljetten, en het bewijs van de ontvangen mutualiteitsuitkeringen (die moeten worden afgetrokken van de schadevergoeding).
Vanzelfsprekend moet ook het verlies aan pensioen en andere sociale voordelen volledig worden vergoed.

 

1° b Inkomensverlies buiten de eigenlijke beroepsuitoefening – extraprofessionele schade.

Wie door het ongeval geen economische activiteit meer kan verrichten die geld opleverde of bespaarde heeft voor dit verlies recht op schadevergoeding. Dit is buiten de beroepsuitoefening het geval voor het slachtoffer dat geen sport- of hobby-activiteiten meer kan uitoefenen die geld opbrachten. Het voetballen, het telen van groenten, het houden van een paar varkens, het schilderen, … zijn niet meer mogelijk ingevolge het ongeval, en zo bestaat inkomstenverlies (bvb. de voetbalpremies) of een verhoging van de uitgaven (bvb. om groenten aan te kopen). Hier spreekt men van extra-professionele schade (zijnde materiële schade bovenop het beroepsinkomensverlies).

Het kan ook aannemelijk zijn dat het slachtoffer normalerwijze, zonder het ongeval, na zijn pensioen nog op enige wijze geld zou verdiend hebben (of uitgaven zou hebben bespaard). Een gepensioneerde professor gaf regelmatig spreekbeurten waarvoor hij een vergoeding ontving, een gepensioneerde boer hield nog wat koeien en varkens voor zijn gezin, … en dergelijke activiteiten zijn onmogelijk of minder mogelijk geworden door het ongeval. Hier spreekt men van postlucratieve (of postprofessionele) schade, dit is de materiële schade vanaf de pensioenleeftijd (dit is na de lucratieve, dus professionele, periode).


De indicatieve tabel van 2016 alsook deze van 2020: ” 3.4.3.5 Postprofessionele schade

Postprofessionele schade is de materiële schade voortvloeiend uit de onmogelijkheid om, vanaf het pensioen, nog lucratieve activiteiten uit te oefenen, andere dan deze tijdens de professionele loopbaan.

Tevens kan er rekening worden gehouden met de gebeurlijke bewezen weerslag van de gevolgen van het schadeverwekkend feit op de rechten op een rustpensioen van het slachtoffer.”

Toch wel eigenaardig: “… om, vanaf het pensioen, andere (lucratieve activiteiten) dan deze tijdens de professionele loopbaan” uit te oefenen. Vaak gaat het integendeel wel degelijk om dezelfde activiteiten als deze die men tijdens zijn professionele loopbaan uitoefende.

Er bestaat soms ook pensioenschade. Immers, doordat het slachtoffer sinds het ongeval geen (of minder) beroepsinkomen verwerft en dus geen of minder sociale-zekerheidsbijdragen betaalt, zal het vanaf zijn pensionering een lager rustpensioen ontvangen.



 De vermindering van de economische waarde als gevolg van de (blijvende) arbeidsongeschiktheid.

Deze vermindering betreft voor een werknemer de aantasting van zijn concurrentiële waarde op de arbeidsmarkt. Dit is het verhoogde risico om in de loop van zijn verder leven als gevolg van het ongeval minder te verdienen doordat hij sneller en langer werkloos zal zijn en/of doordat hij verplicht zal zijn een beroep te aanvaarden met een lager loon (nl. wegens lager uurloon of wegens niet meer voltijds kunnen werken).

Voor een zelfstandige is soortgelijk verlies uiteraard veel moeilijker in te schatten, zeker wanneer hij met personeel werkt.

Het verlies aan economische waarde betreft grotendeels een toekomstig en niet exact te bepalen financieel verlies wegens het niet meer of minder geschikt zijn om een beroep uit te oefenen.

Het valt wellicht samen met het begrip “verlies aan verdienvermogen” in de wetgeving betreffende de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering.

 

 De noodzaak meerinspanningen te leveren.

Soms moet het slachtoffer tijdelijk of blijvend een verhoogde inspanning opbrengen bij de uitoefening van economische activiteiten, zijnde in het bijzonder bij de huishoudelijke en/of professionele activiteiten; deze vorm van materiële schade betreft de verhoogde inspanningen die thans bij de uitvoering van deze economische activiteiten nodig zijn, ten aanzien van de toestand die zou hebben bestaan zonder het ongeval.

Het slachtoffer kan zijn professionele en/of huishoudelijke activiteiten enkel nog verrichten mits een bepaalde meerinspanning op te brengen, hoewel hij daarvoor uiteraard geen bijkomend loon ontvangt. Dan bestaat naast de morele ook materiële schade, die volledig moet worden vergoed. Deze schadepost bestaat bvb. bij het lijden van rug- of hoofdpijn.

De I.T. 2020:

“2.5.2 Verhoogde inspanningen

Indien verhoogde inspanningen worden geleverd en deze niet in concreto begrootbaar zijn, kunnen zij worden vergoed door een bedrag van 25 € per gepresteerde dag aan 100 % ongeschiktheid vanaf de dag van de herneming van de professionele activiteit.”

Wat betekent de voorwaarde “indien verhoogde inspanningen  (…) niet in concreto begrootbaar zijn” ? Wanneer zijn ze dat wel ? Wordt bedoeld dat de professionele meerinspanningen in principe op dezelfde wijze moeten worden vergoed als het beroepsinkomstenverlies ? In die zin bestaat alvast bepaalde cassatierechtspraak.

Bemerking: voor de verhoogde of meerinspanning is de dagvergoeding vanaf maart 2017 vastgelegd op 25 € (i.p.v. voorheen 20 €).

 


9.22 De huishoudelijke schade


a. De huishoudelijke schade

De uitvoering van huishoudelijke taken heeft een economische waarde, zodat het niet meer (of minder goed) kunnen uitvoeren van het huishoudelijke werk vergoedbare materiële schade uitmaakt. Doordat een gezinslid huishoudelijke taken uitvoert worden uitgaven bespaard.

De vergoedbare huishoudelijke schade bestaat in verhouding tot het niet meer of minder goed kunnen verrichten van zijn vroegere, gebruikelijke huishoudelijke activiteiten (als gevolg van het ongeval) . Zoals bij de professionele schade is vergoeding voor de huishoudschade verschuldigd 1° voor het verlies aan economische waarde (als huisvrouw / huisman), dus voor de volledige of gedeeltelijke onmogelijkheid om bepaalde huishoudelijke activiteiten te verrichten, alsook 2° voor het moeten leveren van meerinspanningen bij dergelijke activiteiten.

Voor de huishoudelijke schade worden de volgende richtvergoedingen voorgesteld in de Indicatieve Tabel 2016:

zonder kinderlast: 20 € per dag (zoals bij de Indicatieve Tabel 2012);
* per bijkomend kind dat gerechtigd is op kinderbijslag: + 7 € per dag (bij de I.T. 2012 + 7 € per kind).

Deze vergoeding geldt per huishouden. Per kind wordt het basisbedrag van 20 € verhoogd met 7 € (voordien met 5 €). De vergoeding per huishouden wordt aangepast in overeenstemming met de (bewezen) concrete bijdrage die elke partner in het huishouden levert; bij gebrek aan concrete gegevens (zoals bijna steeds) wordt de bijdrage uitgesplitst in 65 % door de vrouw en 35 % door de man.

Volgens de I.T. 2016:

“De tijdelijke huishoudelijke ongeschiktheid kan worden vergoed door een forfaitair bedrag van 20 €/dag tijdelijke ongeschiktheid aan 100 % en vervolgens pro rata, zowel voor een alleenstaande als voor een gezin zonder kinderlast. Dit bedrag wordt verhoogd met 7 €/kind ten laste.

Deze vergoedingen worden aangepast in functie van de bijdrage die elke partner in het huishouden levert. Bij gebrek aan concrete gegevens wordt de bijdrage geplitst ten belope van 65 % voor de vrouw en 35 % voor de man“.

Bij voorbeeld: het gezin bestaat uit vader + moeder + 2 nog inwonende kinderen; de volledige waarde van de huishoudelijke bezigheden van man en vrouw samen wordt, volgens de indicatieve tabel, bepaald op (20 + 7 + 7 =) 34 € per dag; het aandeel van de man wordt forfaitair geraamd op 35%, dus op (34 x 35 % =) 11,9 € per dag; als de man aangereden wordt zal hij dus een vergoeding voor huishoudelijke schade ontvangen van 11,90 € per dag van 100 % TAO, van (11,90 € x 75 % =) 8,925 € per dag van 75 % TAO, enzoverder.

Voor een alleenstaande wordt de huishoudelijke schade berekend op basis van 20 € meer 7 € per kind.

DUS:

AANTAL
KINDEREN

VROUW (samenwonend)

MAN
(samenwonend)

ALLEEN-
STAANDE
0
13 €/dag
7 €/dag
20 €/dag
1
17,55 €/dag
9,45 €/dag
27 €/dag
2
22,10 €/dag
11,90 €/dag
34 €/dag
3
26,65 €/dag
14,35 €/dag
41 €/dag
4
31,20 €/dag
16,80 €/dag
48 €/dag

Evenwel kunnen de kosten voor hulp in het huishouden uiteraard niet bovenop de zopas besproken forfaitaire vergoeding voor de huishoudelijke schade worden aangerekend; dit zou een dubbeltelling, een tweevoudige vergoeding van dezelfde schade, uitmaken. In de praktijk worden de reële kosten dan ook in vele gevallen achterwege gelaten (tenzij ze hoger zouden bedragen dan de forfaitaire vergoeding).


b. De hulp van derden

Het slachtoffer kan ook nood hebben aan hulp van derden. Deze schade bestaat vooral bij zeer ernstig gehandicapten.

Vaak zal een slachtoffer hulp van huishoudelijke aard nodig hebben (schoonmaken, afwassen, strijken,…); maar dit valt onder de huishoudelijke schade (of evt. onder de kosten en uitgaven) en niet onder de eigenlijke hulp van derden.

Met de hulp van derden wordt het volgende bedoeld: bij een vermindering van de zelfredzaamheid heeft het slachtoffer hulp nodig bij activiteiten van het dagelijkse leven (A.D.L.); het gaat vooral om hulp bij de zich-activiteiten, zoals bij: zich voeden, zich wassen, zich ontlasten, zich aankleden, zich verplaatsen, e.d. Deze hulp van derden vormt een volledig andere, bijkomende schadepost dan de eigenlijke huishoudelijke schade.

Om het eenvoudig uit te leggen kan men de volgende vraag voor ogen houden: welke hulp heeft een jongen van 8 jaar, die nog nooit in het huishouden geholpen heeft, sinds het ongeval nodig (en voordien niet)? Hij kan niet meer zelf zijn schoenen aantrekken, fietsen, drinken,…, en dit alles is geen huishoudelijke ongeschiktheid, maar wel nood aan A.D.L.-hulp.

De indicatieve tabel 2016:

” Op dezelfde wijze kan, in voorkomend geval, rekening worden gehouden met de hulp van derden voor de bepaling van de graad van de persoonlijke ongeschiktheid, de huishoudelijke en/of economische ongeschiktheid van het slachtoffer.

De noodzaak om een beroep te doen op de hulp van een derde, diens kwalificatie en de aard en de omvang van zijn prestaties, moeten steeds in concreto worden omgeschreven. De vergoeding van het uurloon zal op basis van deze criteria worden vastgesteld. De omstandigheid dat deze hulp wordt verleend door een naaste van het slachtoffer, vormt op zich geen beletsel om deze te vergoeden. Bij gebrek aan bewijsstukken kan de hulp van een niet-gekwalificeerde hulpverlener worden vergoed mits een forfaitair bedrag van 10 € per gepresteerd uur.”

De Indicatieve Tabel 2012 voorzag eveneens dat de vergoeding voor ongeschoolde (of niet-gekwalificeerde) hulp van derden wordt berekend tegen 10 euro per uur.

Het meten van het aantal uren noodzakelijke hulp dient derhalve zo nauwkeurig mogelijk te gebeuren, wat bij een medische expertise vaak wordt vergeten. Deze hulp van derden geeft immers vaak aanleiding tot een zeer hoge schadesom, vooral omdat het om levenslange schade gaat. Als bvb. de vergoeding daarvoor wordt vastgelegd op 2 uren aan 10 euro per dag, dan betekent dit een levenslange vergoeding van 7.300 euro per jaar (of na 40 jaar 292.000 €!). Maar mogelijks gaat het zelfs om veel zwaardere schade, zodat bvb. de vergoeding overeenstemt met het loon van 3 verpleegsters.

Een vrij vaak gebruikt meetinstrument zijn de Barthel-meting en de Elida-schaal (zie ook ADL-hulp). Maar dit geeft in feite een onvolledig en vertekend beeld van de werkelijke A.D.L.-hulp, zodat een gedetailleerde beschrijving van de A.D.L.-hulp door de expert-arts nodig blijft.

De begroting van de hulp van derden is niet zo eenvoudig. Het past vooreerst deze nood concreter te beschrijven, aan de hand van een voorbeeld. De ernstig gehandicapte A diende om 3 uur ’s nachts naar het toilet te gaan, hij is opgestaan om 7.30 uur, hij werd gewassen en aangekleed tot 7.45 uur, hij heeft ontbeten tot 8.15 uur, en hij werd daarna naar een instelling gebracht; na zijn terugkeer thuis heeft hij een avondmaal genoten vanaf 19 tot 19.20 uur, heeft hij op nog vier onderscheiden tijdstippen iets gedronken of gegeten, heeft hij zich ontlast van 22u45 tot 22u55 en is hij om 23 uur gaan slapen. Bij elk van deze activiteiten heeft hij hulp van een derde, bvb. van zijn moeder, nodig gehad; dit stemt in totaal overeen met 1,5 uur hulp (alle minuten hulp samengeteld). Maar in werkelijkheid is de moeder voor een groot deel van de dag en voor heel wat meer dan 1,5 uur belast; zij kan bvb. niet zo maar weggaan.

De werkelijke nood aan hulp is nog zwaarder
– wanneer de gehandicapte geen beroep meer kan doen op een familielid (en dus loon moet betalen),
– wanneer hij overdag niet naar de instelling kan gaan (wat o.a. tijdens de vakantiedagen reeds zo is), en/of
– wanneer hij door medicatie of ouderdom minder energie begint over te houden.
Niettemin wordt thans in de rechtspraak vaak slechts een vergoeding van 10€/uur van daadwerkelijke hulp toegekend; dit betekent in ons voorbeeld slechts 10 x 1,5 uur = 15 € per dag…


9.23
De stoffelijke schade

Ook alle andere geleden schade moet integraal worden vergoed, zoals kosten en uitgaven die het gevolg zijn van het ongeval (zijnde meestal een verkeersongeval). Onder “stoffelijke schade” vallen o.a.: de medische kosten, de voertuigschade, de kledijschade, de verplaatsingskosten, e.d. Omdat de administratie- en aanverwante kosten en de kledijschade uit hun aard doorgaans niet precies kunnen worden bewezen is het gebruikelijk deze schadeposten forfaitair te begroten; deze forfaitaire vergoedingen zijn in de indicatieve tabel vastgelegd.

De I.T. 2012:

– “Administratiekosten

Een forfaitaire tegemoetkoming van 100 euro kan toegekend worden uit hoofde van administratie-, correspondentie- en telefoonkosten”.

– “Verplaatsingkosten

Het is aan het slachtoffer om een precies overzicht te verschaffen van zijn verplaatsingen.

Indien de verplaatsingskosten forfaitair worden berekend, wordt een vergoeding van 0,33 euro per kilometer aanvaard, ongeacht het type van voertuig”.

– “Kledijschade

Wanneer een dergelijke schade wordt aangetoond maar de omvang niet exact kan worden bewezen, kan ex aequo et bono een vergoeding van 375 euro worden toegekend voor de gehele kledij, de vetusteit inbegrepen”.


De nieuwe I.T. 2016 raamt eveneens de administratie- en aanverwante kosten op 100 euro, de verplaatsingskosten op 0,33 euro per km en de kledijschade op 375 €..

 

Zie ook:

 

9.24 De studieschade

De Indicatieve Tabel 2016 voorziet gedetailleerd welke vergoedingen worden toegekend voor de (materiële en morele) studieschade:

“2.6 Schade ontstaan tijdens de studies

2.6.1 Verhoogde inspanningen

Indien de rechter oordeelt dat er aanleiding bestaat om een vergoeding voor verhoogde inspanningen toe te kennen, dan worden de volgende vergoedingen geadviseerd :

– lager onderwijs : 5 €/dag
– middelbaar onderwijs : 10 €/dag
– hoger onderwijs : 15 €/dag.

Deze vergoedingen worden toegekend per gepresteerde dag in functie van de effectieve ongeschiktheden.

2.6.2 Verlies van een studiejaar

Deze schade kan bestaan uit een materiële schade, een morele schade en een financieel verlies naar de toekomst toe.

2.6.2.1 Kosten

Eerst en vooral is er de schade bestaande uit de kosten van het verloren studiejaar.

Wanneer de schade niet concreet kan worden aangetoond, kunnen de volgende forfaitaire bedragen worden geadviseerd :

– lager onderwijs : 400 €
– middelbaar onderwijs (alle types) : 1.000 €
– hoger onderwijs : 2.500 € + huuruitgaven kot

2.6.2.2 Morele schade

Het verlies van een studiejaar kan tevens gepaard gaan met een specifieke morele schade wegens het verlies van bijzondere studieactiviteiten en de frustratie van de leerling/student wegens aantasting van zijn studietraject.

Voor alle onderwijstypes : 3.750 €.

2.6.2.3 Achterstand loopbaan

Het verlies van een studiejaar kan schade teweegbrengen ten aanzien van de toekomstige beroepsactiviteit of loopbaan. Indien de achterstand in de loopbaan wordt bewezen, kan de actuele nettowaarde van het eerste jaar beroepsinkomen als basis dienen voor de berekening van de schade”.

 

Met dank aan advocaat Pascal Mortier, Hoogstraat 53, 9000 Gent (tel.: 09 / 224 14 14 – fax : 09 / 225 55 65 – pascal.mortier@skynet.be)

 

.

 

9.3 Morele* schade (morele – geestelijke – psychische schade)


9.31 Definitie

De morele schade (in de volksmond soms nog “pijnen en smarten” genoemd) is alle andere nadelige gevolgen dan de materiële schade. Het gaat dus om nadelen die daadwerkelijk worden ervaren door het slachtoffer maar die geen betrekking hebben op zijn financiële toestand (zijnde op zijn vermogen, zijn patrimonium).

Sinds de indicatieve tabel van oktober 2012 werd als synoniem voor “morele schade” de term “persoonlijke ongeschiktheid” ingevoerd, hoewel we het nut van de invoering van deze eigenaardige term niet begrijpen.

De I.T. 2016 (zijnde in feite deze van maart 2017) wijdt heel wat aandacht aan dit begrip:

Principes

De Indicatieve Tabel onderscheidt in hoofde van het slachtoffer drie levenssferen : het persoonlijke (extrapatrimoniale) leven, de huishoudelijke activiteiten en het professionele leven. De aantasting van deze levenssferen wordt vertaald in een persoonlijke, huishoudelijke en/of economische ongeschiktheid.

De persoonlijke ongeschiktheid heeft betrekking op de niet-economische waardeerbare gevolgen van de aantasting van de fysieke en psychische integriteit van het slachtoffer in het dagelijks leven, voor zover niet begrepen in de huishoudelijke activiteiten.

Aldus omvat zij, onder meer :

– de beperkingen of de aantasting van de gedragingen en/of ervaringen en/of handelingen in het dagelijks leven te wijten aan het letsel ;
– de pijnen die gebruikelijk gepaard gaan met dit letsel ;
– de beperkingen en courante ongemakken veroorzaakt door het letsel ;
– de frustraties en angsten waartoe dit alles leidt ;
– de invloed op de persoonlijke activiteiten zoals vrijetijdsbesteding, sportbeoefening en hobby’s en op de sociale, vriendschappelijke en familiale relaties.

De deskundige bepaalt een percentage van de persoonlijke ongeschiktheid dat betrekking heeft op de schade die gelijkaardig is voor alle personen aangetast door de in aanmerking genomen letsels.

De deskundige kan dit percentage aanpassen in functie van de specifieke situatie van het slachtoffer. In zulk geval geeft hij toelichting bij zijn standpunt.

Indien de deskundige vaststelt dat bepaalde gevolgen van de letsels, omwille van hun specifiek belang, niet kunnen worden ondergebracht in de persoonlijke ongeschiktheid (tijdelijk of blijvend), maakt hij hiervan melding onder de rubriek “bijzondere schade” (pijnen, esthetische schade, seksuele schade of genoegenschade).”


9.32 
De gewone morele schade

Deze omvat de psychische trauma ‘s, lichamelijke pijnen, ongemakken, en andere nadelen die algemeen gepaard gaan met een ongeval.

Opmerkingen:

    • inzover het gaat om buitengewone blijvende morele schade: zie nr 9.33
    • in de mate dat deze morele nadelen ook een financiële weerslag hebben gaat het tevens om materiële schade (zie verder nr. 9.6).

De algemeen gebruikelijke morele schadevergoeding tijdens de T.A.O. (zoals voorzien in de indicatieve tabel en zoals overigens zo goed als nooit wordt betwist) beloopt sinds de Indicatieve Tabel van 9 maart 2017 28 € (i.p.v. voorheen 25 €) per dag, in verhouding tot de graden van T.A.O.

Deze basisvergoeding wordt meestal verhoogd met 6 € per dag van hospitalisatie, die immers uiteraard heel wat bijkomende ongemakken en hinder met zich brengt.

De I.T. 2016 (van maart 2017):

Morele schade

De tijdelijke persoonlijke ongeschiktheid kan worden vergoed door een bedrag van 34 € per gewone dag hospitalisatie of per dag revalidatie in een gespecialiseerd centrum en door 28 € per dag tijdelijke ongeschiktheid aan 100 % en vervolgens pro rata”.

Soms wordt voor de T.A.O. dus “pretium doloris” bovenop de gewone morele schade aangenomen: zie hieronder nr. 9.33, a.



9.33
 Bijzondere morele schade

Het is logisch en billijk dat een bijkomende vergoeding wordt toegekend wanneer het slachtoffer bovenop de blijvende gewone morele schade een bijzondere morele schade ondervindt, die andere slachtoffers niet lijden. Deze bijzondere vormen van morele schade worden meestal ex aequo et bono geschat (zie over deze begrotingswijze verder nr. 9.51, 3°).

Hier volgen de belangrijkste soorten van bijzondere morele schade (dewelke dus supplementair wordt vergoed).

a. Pretium doloris.

Soms wordt voor de T.A.O. een bijkomende vergoeding voor “pretium doloris” aangenomen (letterlijk vertaald “de prijs voor de pijn“). Dit is de bijzondere morele schade wegens uitzonderlijke fysieke pijnen (bvb. bij ernstige brandwonden). De ernst van deze pijnen wordt meestal uitgedrukt door middel van de zevendelige schaal (zoals voor de esthetische schade – zie wat verder); daarbij betekent 1/7 (1 op 7) een minieme graad van bijzondere pijn en 7/7 onhoudbare pijnen. In de indicatieve tabel van 2016 is een bijkomende vergoeding voor “quantum doloris” (“de hoeveelheid van pijn“) voorzien, als volgt.

De I.T. oktober 2016:

Indien de pijnen afzonderlijk worden vergoed, kunnen volgende bedragen per dag in aanmerking worden genomen :

* 1/7 : 1,00 €
* 2/7 : 1,50 € x 2 = 3,00 €
* 3/7 : 2,00 € x 3 = 6,00 €
* 4/7 : 2,50 € x 4 = 10,00 €
* 5/7 : 3,00 € x 5 = 15,00 €
* 6/7 : 3,50 € x 6 = 21,00 €
* 7/7 : 4,00 € x 7 = 28,00 €
.

Volgens de indicatieve tabel 2012 werd enkel vergoeding toegekend voor de pijn vanaf 4/7, met de volgende richtvergoedingen :

  • 4/7: 35 € per dag
  • 5/7: 40 €
  • 6/7: 46 €
  • 7/7: 53 €.


Bijna nooit wordt pretium doloris als blijvende schade aanvaard (en dus enkel als schade TAO).

 

b. Pretium voluptatis, of seksuele schade : de nadelen die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de seksuele mogelijkheden. Deze schadepost omvat op zeer ruime wijze alles wat een verminderde functionaliteit van het geslachtsorgaan betreft (inbegrepen een vermindering van de vruchtbaarheid).

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen

– enerzijds de schade betreffende het seksuele genot (bvb. impotentie, vermindering van libido en lustbeleving, en dergelijke)
en
– anderzijds het verlies van (de kansen op) een nageslacht.

Zo omvat de sexuele schade :

1° de vermindering (of het volledige verlies) van de genotservaring tijdens de seksuele daad,

2° de onmogelijkheid om nog seksueel actief te zijn (zodat uiteraard geen seksueel genot meer kan worden ervaren en zodat geen kinderen meer kunnen worden voortgebracht),

3° de verminderde kansen op een huwelijk (of andere vaste relatie), bvb. ingevolge uiterst erge esthetische schade of cerebrale aantasting, en

4° de verminderde kansen of zelfs de onmogelijkheid om nog een kind voort te brengen (m.i.v. meer kansen op een miskraam).

Het gaat hier bijna steeds om een blijvende morele schade (dus vallend niet onder de TAO maar onder de BAO / BI).

De vergoeding voor de pretium voluptatis wordt vaak op 25.000 € of meer vastgelegd (ex aequo et bono).

De indicatieve tafel 2016:

 Seksuele schade

Deze schade kan, als zeer specifieke schade, afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komen. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de schade door het verlies of de aantasting van het seksueel leven (bv. impotentie, anorgasmie, aantasting van libido en gevoelloosheid) en anderzijds het verlies van zekerheid op nageslacht, waaronder o.m. steriliteit.
De kosten verbonden aan de noodzaak van bijvoorbeeld een keizersnede of kunstmatige inseminatie kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Zowel de materiële schade (o.m. de aankoop van medicatie, medisch materiaal, medische ingrepen, …) als de uit de noodzakelijke ingrepen voortvloeiende aantasting op psychisch vlak kunnen worden vergoed.

De partner die hierdoor schade lijdt, kan om vergoeding ervan verzoeken“.


c.
 Genoegenschade, ook geneugteschade of plezierschade genoemd: de vermindering van het levensgenot als gevolg van de verhoogde moeilijkheid (of de onmogelijkheid) om nog deel te nemen aan bepaalde aangename activiteiten, in het bijzonder om nog een bepaalde sport of hobby te beoefenen.

De indicatieve tabel 2016:

“8. Genoegenschade

Deze schade kan afzonderlijk worden vergoed in de uitzonderlijke gevallen waarin het slachtoffer als gevolg van het schadeverwekkend feit een bewezen op doorgedreven wijze uitgeoefende sport of hobby geheel of gedeeltelijk diende stop te zetten.”

Valt o.a. ook onder deze schadepost: het niet kunnen meemaken van een geplande vakantie, bvb. omdat men op weg naar de luchthaven werd aangereden of omdat men een dag voor het vertrek in het hospitaal is beland.

De begroting van de genoegenschade gebeurt meestal ex aequo et bono (dus ruw geschat), maar zij steunt uiteraard op de concrete gegevens. Daar deze gegevens zeer uiteenlopend kunnen zijn – bij voorbeeld het niet meer kunnen voetballen (als vrijetijdsbesteding) tegenover een bijna volledig verlies van alle mogelijkheden om te genieten – zijn ook de toegekende vergoedingen zeer verschillend (bij voorbeeld 500 euro tegenover 25.000 euro).

 


d. Genegenheidschade
 of schade door weerkaatsing (of bij repercussie of bij weerslag): de morele schade die door de verwanten wordt geleden door het moeten aanzien van het zeer ernstige lijden van een zeer nauw familielid of van de vaste partner.

Zo is het begrijpelijk dat de ouders een uitzonderlijke onrust moeten ondergaan wanneer hun kind in coma verkeert ; ook de toestand waarbij een kind of andere naaste een blijvende, erge (fysieke of psychische) aftakeling ondergaat brengt genegenheidsschade met zich mee.

Deze vergoeding wordt in principe eveneens begroot ex aequo et bono, op basis van de concrete omstandigheden (zoals de ernst van de toestand, de duurtijd ervan, de graad van verwantschap en van genegenheidsband, en dergelijke).

De I.T. 2008: “Schade door weerkaatsing

43. Dit is de schade die de verwanten lijden door het aanzien van het leed en de pijn van het slachtoffer. Het moet gaan om uitzonderlijke pijnen.
Er wordt een vergoeding toegekend wanneer het slachtoffer in levensgevaar of coma verkeert, zodat de toestand uiterst zorgwekkend is. Ook de situatie waarin naastbestaanden verkeren die dagelijks en langdurend geconfronteerd worden met een ernstige blijvende psychische, fysieke of mentale aftakeling van het slachtoffer geeft recht op deze vergoeding.
Deze vergoeding wordt toegekend vanaf het moment dat de familieband niet meer normaal kan worden beleefd.


e. Esthetische schade

Esthetische schade = de morele schade als gevolg van de ontsieringen van het lichaam, zoals een litteken, huidverkleuring, amputatie van een lidmaat, misvorming, hinkende gang, … ; hierdoor ontstaat een gevoel van minderwaarde en schaamte bij het slachtoffer, dat hiervoor recht heeft op een bijzondere, bijkomende vergoeding.

Opmerking: de medische expert zal in vele gevallen enkel de littekens en de zichtbare vervormingen aan het lichaam als esthetische schade beschouwen (ten onrechte !); ook het manken, het verlies van een been of een arm, en dergelijke zijn een vorm van esthetische schade.

De graad van de ontsiering wordt door de geneesheer-expert vastgelegd aan de hand van de zevendelige schaal van Julin: 1 miniem, 2 zeer licht, 3 licht, 4 middelmatig, 5 ernstig, 6 zeer ernstig, 7 afstotend. De schaal van Julin geeft uiteraard maar een persoonlijke en dus arbitraire schatting van de expert weer; meestal is het aangewezen dat het slachtoffer de ontsieringen visueel laat vaststellen door de rechter, zij het dat vaak foto’s van de esthetische schade kunnen volstaan.

Bij de begroting van de vergoeding voor deze esthetische schade wordt bovendien rekening gehouden

1° met de plaats van de ontsiering – hoe zichtbaarder hoe hoger de vergoeding (litteken in uw gezicht of op uw billen ?) –,

2° met het geslacht van het slachtoffer (een vrouw bekomt een hogere vergoeding dan een man),

3° met de leeftijd, en

4° met het sociale leven, dus de activiteiten, van het slachtoffer (veel onder de mensen of niet?).

De indicatieve tabel 2016:

De esthetische schade

Deze schade beoogt niet de economische schade die voortvloeit uit een esthetische ontsiering.

De medisch deskundige baseert zich in principe op de gebruikelijke schaal van 1 tot 7 (schaal van Julin) en hij wordt uitgenodigd om de criteria te preciseren waarmee hij rekening heeft gehouden.

De rechter houdt rekening met de concrete elementen van de zaak.

Daarbij kunnen onder meer de plaats van de ontsiering, het geslacht, de leeftijd en de activiteiten van het slachtoffer in aanmerking worden genomen. Met activiteiten worden niet alleen de professionele activiteiten bedoeld, maar ook de sociale en culturele activiteiten waarbij het slachtoffer geconfronteerd wordt met anderen.

De volgende bedragen kunnen worden aanbevolen :

Leeftijd 1/7
miniem
2/7
zeer licht
3/7
licht
4/7
middelmatig
5/7 ernstig 6/7 zeer ernstig 7/7

uitzondelijk

0 – 10 jaar 540 2.150 4.850 8.625 15.000 20.000 30.000 €
11 – 20 520 2.075 4.700 8.300 14.500 19.250 29.000 €
21 – 30 490 2.000 4.400 7.850 13.700 18.250 27.500 €
31 – 40 450 1.800 4.100 7.250 12.600 16.800 25.250 €
41 – 50 400 1.600 3.600 6.500 11.200 14.900 22.250 €
51 – 60 350 1.400 3.100 5.550 9.700 12.900 19.500 €
61 – 70 275 1.100 2.600 4.400 7.750 10.350 15.500 €
71 – 80 200 800 1.750 3.100 5.500 7.300 11.000 €
ouder 115 450 1.050 1.850 3.200 4.250 6.400 €

.”

Bovenstaande richtvergoedingen zijn voor de graden van 1 t.e.m. 4/7 volledig identiek gebleven als deze van de I.T. 2008 en van 2012. Maar voor de hogere graden werd thans wel eveneens een gedetailleerde lijst opgesteld.

Ze maken een verfijning uit tegenover de indicatieve tabellen van vóór 2008, toen nog geen leeftijdsverschil werd gemaakt. Maar ze liggen in meerdere gevallen nog steeds (merkelijk) lager dan wat de rechter toekent. Zeker voor kinderen hebben vele rechters de neiging een hogere vergoeding toe te kennen dan voorgesteld in de indicatieve tabel.

f. Andere bijzondere morele schade

Telkens het verantwoord is een bijkomende vergoeding te bekomen bovenop de gewone vergoeding voor de morele schade kan deze worden gevorderd. Dit is telkens zo als bepaalde morele schade tot stand is gekomen die niet als een normaal onderdeel van de gewone morele schade kan worden beschouwd; dus de vraag: gaat het om een bijzondere morele schade, die meestal niet voorkomt bij soortgelijke blijvende validiteit en die dus bovenop de gewone morele schade komt?

Zo is een dergelijke bijzondere vergoeding gerechtvaardigd
– wanneer de vader vóór zijn ogen zijn zoon heeft zien verongelukken,
– wanneer het slachtoffer als gevolg van het ongeval een P.T.S.S. (posttraumatische stressstoornis) of een ander belangrijk psychisch trauma heeft opgelopen, of
– wanneer de noodzakelijke chirurgische ingreep een bepaald nadelig gevolg (bij voorbeeld een blijvende hese stem of incontinentie) met zich heeft gebracht.

 


9.4 T.A.O. (of T.E.O.) en B.A.O. (of B.E.O.) ((ijdelijke arbeidsongeschiktheid en blijvende arbeidsongeschiktheid)

Een ander onderscheid is deze volgens het tijdsverloop.

9.41 Op een bepaald tijdstip kunnen de letsels als gestabiliseerd worden beschouwd; ze zullen niet meer verder genezen (maar evenmin verergeren) vanaf een bepaalde dag. Deze dag wordt de consolidatiedatum* genoemd.

9.42 De – evolutieve – periode tot aan deze consolidatie is de tijdelijke arbeidsongeschiktheid (T.A.O.*P-Z), ook T.W.O. (tijdelijke werkongeschiktheid) genoemd; soms is er geen economische ongeschiktheid en dan noemt deze periode “tijdelijke invaliditeit” (T.I.*P-Z). De algemene term voor deze periode (dus ongeacht of er economische of arbeidsongeschiktheid bestaat) is tijdelijke ongeschiktheid, T.O. (ingevoerd door de I.T. 2016).

De – levenslange – periode na deze consolidatiedatum is de blijvende invaliditeit (B.I.*A-D); sinds de I.T. 2012 wordt ook de term “Blijvende persoonlijke ongeschiktheid” (B.P.O.) gebruikt. Bestaat tevens een materieel (financieel) verlies ingevolge de B.I. dan spreekt men van blijvende arbeidsongeschiktheid (B.A.O.), sinds de I.T. 2012 ook (maar ten onrechte) “blijvende economische ongeschiktheid” (B.E.O.) genoemd.

Bij de professionele schade TAO wordt in principe enkel (of hoofdzakelijk) geoordeeld op basis van het beroep dat men uitoefende op de dag van het ongeval. Vanaf de consolidatiedatum (dus BAO) worden alle mogelijke beroepen (gelet op de beroepsopleiding, -ervaring, e.d.) in ogenschouw genomen.

9.43 De blijvende invaliditeit slaat op de opgelopen handicap(s), op de verminderde mogelijkheden als mens, louter gezien vanuit medisch (en dus niet-juridisch) oogpunt.

Blijvende arbeidsongeschiktheid (B.A.O.), ook blijvende werkonbekwaamheid (B.W.O.) of “blijvende economische ongeschiktheid” (B.E.O.) genoemd, is een vorm van B.I.; zij is meerbepaald deze blijvende invaliditeit die een materieel (geldelijk) verlies met zich brengt in de vorm van een – al dan niet rechtstreeks – verlies aan inkomsten of aan economische (zijnde geldelijke) waarde.

Wie de activiteiten in zijn beroep of binnen het huishouden enkel nog minder goed of onvolledig kan verrichten lijdt een vermindering van zijn arbeidsgeschiktheid en dus een verlies aan economische waarde.

LET OP: u kan op verschillende gebieden een beoordeling van uw B.I. / B.A.O. meemaken, met telkens een volledig andere beslissing. Zo gebeurt het vaak dat de arbeidsongevallenverzekeraar u een beslissing van genezenverklaring (dus 0 % BAO) stuurt, dat u van de B.A.-verzekeraar de kennisgeving van 4 % B.A.O. ontvangt, en dat u door uw ziekenfonds wordt aanvaard als zijnde meer dan 66 % invalide…; zie ook de uitleg bij Vergoedingen nr. 3, 6c en 6d (Gevallen van vergoedbaarheid van de lichamelijke (en verwante) schade). Steeds een eigen, ervaren raadsgeneesheer raadplegen!


9.44 
De verzekeringsexpert, die zoals hierboven onder medische expertise uiteengezet normalerwijze als eerste medische besluiten opstelt, zal meestal enkel maar tot blijvende invaliditeit (B.I.) en dus niet tot B.A.O. besluiten. Vaak wordt dit door de rechtbank geïnterpreteerd in die zin dat er enkel morele (en dus geen materiële) schade overblijft.

Vanzelfsprekend zal u een beduidend hogere vergoeding kunnen vragen indien de tegensprekelijke expertise besluit tot B.A.O. (= B.W.O.), en niet enkel tot blijvende invaliditeit. Let daarop !

9.45 Sinds de indicatieve tabel van oktober 2012 werd als synoniem voor “B.I.” de term “aantasting van de lichamelijke en geestelijke integriteit”, kortweg “A.L.G.I.”, ingevoerd. Waarom blijft een raadsel. In feite wordt zo de de normale term vervangen door zijn definitie.



9.5
 Wijzen van vergoeding (of juister : wijzen van begroting van de vergoeding)

9.51 De begrotingswijzen die relevant zijn in het kader van schadevergoeding zijn:

1° de terugbetaling van de werkelijk betaalde prijs (voor de medicamenten, medische onderzoeken,…); deze hoofdsom wordt vermeerderd met intrest;
in sommige gevallen wordt eventueel een aftrek toegepast wegens het toerekenen van een voordeel (bijvoorbeeld wegens de eigen besparingen bij de huur van een vervangingsvoertuig);

2° de forfaitaire vergoeding, waarbij de vergoeding niet effectief wordt uitgerekend maar op een vast bedrag wordt geschat; deze begrotingswijze kan worden onderverdeeld in twee vormen:

a. er wordt een bedrag voor één schadepost, of één globale som voor meerdere schadeposten gezamenlijk, vastgelegd, rekening gehouden met de concreet vastgestelde toestand; zo kan de expert met de schadelijder overeenkomen dat de voertuigschade in haar totaliteit wordt begroot op bvb. 1.000 euro (zonder te bepalen of het al dan niet een totaal verlies betreft, of dergelijke); zie ook hierna 3° begroting ex aequo;

b. een andere vorm van forfaitaire begroting bestaat erin dat de vooraf vastgelegde vergoedingscriteria worden toegepast op dit concrete geval; zo wordt voor de vergoeding ingevolge de B.A.O. zeer vaak een begroting per punt (= per percent van blijvende invaliditeit ) toegepast, volgens de indicatieve tabel; daarbij wordt de vergoeding uitsluitend bepaald door de graad (= het percentage) van B.A.O. of van B.I. en door de leeftijd van het slachtoffer (en dus niet door de andere relevante factoren, zoals gezinssamenstelling, beroep en inkomen, …);

3° begroting van de schade ex aequo et bono, dus “naar billijkheid en goedheid”, d.w.z. op grove wijze forfaitair * geschat; het bestaan van kwestieuze schadepost is afdoende aannemelijk en dus bewezen, maar tezelfdertijd is het onredelijk of zelfs onmogelijk om van de benadeelde te eisen dat hij de exacte omvang van deze schade dient aan te tonen;
typevoorbeeld: de kledijschade als gevolg van een ongeval wordt bijna steeds ex aequo et bono geraamd (volgens de indicatieve tabel meerbepaald op 375 euro); ook morele-schadeposten worden ex aequo et bono geraamd (zie hoger onder nr. 9.33); bvb. : wegens de lichte letsels die de wandelaar heeft opgelopen doordat hij werd omvergelopen wordt hem voor alle morele en materiële schade gemengd een vergoeding toegekend die ex aequo et bono wordt begroot op 50 euro.

4° de kapitalisatieberekening : zie hierna nr. 9.53;

5° de periodieke (geïndexeerde) rente : zie hierna nr. 9.7.

9.52 De keuze tussen deze onderscheiden begrotingswijzen wordt vooral bepaald door de vaststelling dat men al dan niet voldoende cijfergegevens bezit om een berekening uit te voeren.

Vaak heeft men trouwens te maken met een tussenvorm van vergoedingswijze: het toekomstig loon dat de scholier, die door het ongeval niet meer kan werken, zou hebben verdiend kan uiteraard slechts bij benadering worden geschat, maar andere berekeningsfactoren (zoals de RSZ-bijdragen, de duurtijd tot aan de pensioenleeftijd, e.d.) kunnen precies of toch preciezer worden bepaald.

Essentieel is dat een rechter zo rechtvaardig en doordacht mogelijk een schadepost, bvb. de toekomstige huishoudelijke schade, begroot; dan hebben de partijen geen reden tot klagen, ongeacht welke manier van begroting werd gebruikt door de rechter.

9.53 Vooral vanaf ongeveer 15 % B.A.O. (blijvende arbeidsongeschiktheid) staat men vaak de vergoeding toe bij wijze van kapitalisatieberekening *E-O. Hierbij worden de verdere toekomstige professionele schade en andere blijvende schade berekend uitgaande van de actuele schadevergoeding per dag, maar rekening gehouden met het voordeel van de vervroegde uitbetaling.

De actuele indicatieve tabel van 2016:

“3.1.2 Kapitalisatie

Een tweede methode van vergoeding van de toekomstige schade, is deze door kapitalisatie. Het is de omzetting in een kapitaal van alle jaarlijkse, maandelijkse of dagelijkse bedragen over de periode waarover de vergoeding na de rechterlijke uitspraak verschuldigd is.

De te hanteren kapitalisatiecoëfficiënt wordt bepaald in functie van de gegevens op het ogenblik van de uitspraak of de minnelijke regeling, niet van de consolidatiedatum of een andere voorgaande datum.

Rekening houdend met de actuele rendementen van financiële beleggingen, verricht door “een goede huisvader”, en gelet op de adviezen van de actuarissen die werden geraadpleegd, stellen de auteurs van de Indicatieve Tabel voor om een gemiddelde rentevoet van 1 % in aanmerking te nemen. Deze is vatbaar voor aanpassing, in meer of in min, rekening houdend met de concrete omstandigheden”.

De levensduur stijgt de laatste decennia pijlsnel: sinds de berekeningen van de levensverwachting bij de geboorte vanaf eind 19° eeuw tot heden blijkt deze levensverwachting elk decennium met meer dan 2 jaar te stijgen (dus 10 jaar geleden stierf men meer dan 2 jaar vroeger dan nu, 20 jaar geleden meer dan 4 jaar vroeger enz.). Kapitalisatieberekening met hantering van verouderde sterftetafels resulteert voor levenslange schade (zoals huishoudelijke en morele schade) dus tot een te lage schadevergoeding.

Bovendien kan worden betwist welke kapitalisatierentevoet moet worden gebruikt. De I.T. oktober 2008 stelde 2 % voorop; voordien was 3 % voorzien in de I.T. (wat een merkelijk lagere vergoeding oplevert dan 2 %). De I.T. 2012 en 2016 stellen een kapitalisatierentevoet voor van 1 %, wat leidt tot een merkelijk hogere vergoeding (zie hierna).

 

Uit haar aard kan kapitalisatie enkel gebeuren voor toekomstige verliezen (of andere nadelen), die dus nog moeten ontstaan op de dag van de kapitalisatieberekening. Hier wordt de splitsingsmethode toegepast, waarbij via de vastlegging van een scharnierdatum de blijvende schade wordt opgesplitst tussen deze in het verleden en deze in de toekomst. In de praktijk is de scharnierdatum deze van het (toekomstige) vonnis of deze van de dading*A-D.

Bij kapitalisatie moet dus eerst een scharnierdatum worden bepaald, zijnde de datum waarop de dading of het vonnis normalerwijze zal tussenkomen. Vervolgens moet een opsplitsing worden gemaakt tussen 1° de periode in het verleden, dit is de periode tussen de eerste dag vanaf wanneer kwestieuze schade aanvat (meestal de consolidatiedatum) en de scharnierdatum, en 2° de toekomstige periode, dit is de periode vanaf de scharnierdatum tot de laatste dag van die schade (dus tot de pensioenleeftijd voor het beroepsinkomensverlies of tot de overlijdensdatum voor huishoudelijke en morele schade). De kapitalisatieberekening, bedoeld om het voordeel dat de benadeelde geniet door de vervroegde uitbetaling van de schadevergoeding in te calculeren, gebeurt uit haar aard uitsluitend voor de toekomstige schade.
Voor de toekomstige schade neemt men meerbepaald aan dat de vervroegde betaling (op vandaag) een voordeel oplevert van bvb. 1 % per jaar (vanaf vandaag tot op de laatste dag van deze schade, bvb. tot op de pensioenleeftijd).

Wij stellen de kapitalisatierentevoet van 2 % en zelfs deze van thans 1 % voor de begroting van het inkomensverlies toch in vraag. Het inkomen is gekoppeld aan de index, dus aan de inflatie. De kapitalisatierentevoet van 1 % impliceert dus dat een belegd kapitaal (nl. de schadesom voor het verlies aan toekomstige beroepsinkomsten) netto, na belastingen en na aftrek van de inflatie, gemiddeld 1 % per jaar zou opbrengen…


Enkel de schade in het verleden kan worden vermeerderd met vergoedende intrest, vanaf de gemiddelde datum van deze periode.

Uitleg over de kapitalisatie d.m.v. een voorbeeld. Men berekent eerst welk netto-inkomen u normaal gezien zonder het ongeval zou hebben verdiend – bij voorbeeld 1.500 euro per maand – . Veronderstel 1° dat u op de vermoedelijke datum van het vonnis, zijnde de scharnierdatum, nog 25 jaar (= 300 maanden) verwijderd zal zijn van uw pensioenleeftijd en 2° dat u 50% BAO heeft opgelopen door het ongeval en dat u slechts nog de helft van uw loon, dus 750 euro netto per maand, verdient. Hoe wordt uw toekomstig inkomensverlies dan berekend? Het basisbedrag van uw inkomensverlies (750 €) wordt niet zo maar vermenigvuldigd met het aantal maanden tot aan uw pensioenleeftijd ; dus niet zo maar 750 euro x 300 maanden = 225.000 € schadevergoeding. Omdat u deze schadesom nu onmiddellijk in één keer krijgt, terwijl u uw loon normaal gezien pas maand na maand in de toekomst had ontvangen, wordt de som van 225.000 euro verminderd wegens het voordeel van de vervroegde ontvangst van de som; dit gebeurt door een kapitalisatiecoëfficiënt toe te passen. Bvb.: 750 euro (nettoverlies per maand) x 12 maanden x 17,2557 (kapitalisatiecoëfficiënt voor de duurtijd van 25 jaar) = 155.301,30 euro (of bijna 70.000 € minder dan bij niet-kapitalisatie).

Er worden verschillende kapitalisatietabellen gebruikt. Sommige zijn zeer nadelig voor de schadelijder (bvb. de tafels van Levie of van Jaumain); andere zijn aanvaardbaar (zoals de wiskundige tabellen gecombineerd met de meest recente sterftestatistieken, of de tafels van Jacques Schrijvers). Schryvers gaat uit van de mediaanlevensduur, zijnde van de resterende levensduur die gemiddeld door 50,01 % van eenzelfde groep personen wordt behaald; u hebt dus iets meer dan de helft de kans nog even lang te leven.
Levie meent daarentegen dat het slachtoffer oververgoed zou worden indien zijn beroepsinkomensverlies zou worden becijferd over de volledige resterende lucratieve levensduur, dus over alle verdere jaren tot aan het pensioen; immers, er bestaat een kans dat het slachtoffer vroegtijdig overlijdt en deze kans moet worden ingecalculeerd; volgens ons is dit onjuist:
– in de veronderstelling dat 10 % van soortgelijke personen vroegtijdig, vóór de pensioenleeftijd, zal overlijden, betekent dit dat dit welbepaalde slachtoffer X met 90 % zekerheid en dus volgens de normale verwachtingen niet vroegtijdig zal overlijden; waarom zou hij dan een vermindering van zijn vergoeding met 10 % moeten ondergaan?
– de toepassing van de tafels van Levie voor de kapitalisatieberekening van levenslange schade (zoals huishoudelijke en morele schade) is nog meer onverantwoord: zo houdt men enkel rekening met het risico dat men vroeger sterft dan het gemiddelde, terwijl de kans dat men langer dan het gemiddelde leeft toch even groot is !

De gekapitaliseerde som zal een onvolledige vergoeding uitmaken indien bij de kapitalisatieberekening een te hoge rente, de tabellen van Levie, verouderde tabellen of sterftestatistieken, tabellen met jaarlijkse (i.p.v. maandelijkse) betalingen, of een te laag basisbedrag (nettoloon) worden gebruikt. In veel gepubliceerde vonnissen ziet men dat dergelijke berekeningsfactoren al te nadelig zijn vastgelegd voor de benadeelde (vooral doordat diens advocaat niet de juiste berekeningsfactoren heeft aangewend, terwijl de rechter de vergissingen niet mag rechtzetten); zo kan het verschil in het nadeel van het slachtoffer gemakkelijk meer dan 10 % van de juist berekende vergoeding bedragen!

Dit alles is een zeer technische aangelegenheid, voor gespecialiseerde juristen!

9.54 In de meeste andere gevallen wordt de blijvende schade forfaitair *E-O vergoed (d.w.z. grof geraamd). Zo wordt bij lagere graden van B.I.*A-D (blijvende invaliditeit) de vergoeding ervoor meestal bepaald door de graad van B.I. te vermenigvuldigen met een vast bedrag dat enkel wordt bepaald door de leeftijd van het slachtoffer (zijnde de zogenaamde forfaitairevergoeding per punt).

Bijvoorbeeld: een slachtoffer van minder dan 15 jaar zal voor een lage graad van B.A.O. doorgaans een forfaitaire vergoeding per procentpunt, zijnde per percent van B.A.O., ontvangen.

De I.T., zoals aangepast in maart 2017:

3.4.4 Tabel van de forfaitaire vergoedingen

De hierna vermelde bedragen geven de vergoeding per graad van ongeschiktheid weer.

Het forfaitaire bedrag dat aan het slachtoffer toekomt, wordt berekend per ongeschiktheid (de persoonlijke, de huishoudelijke en de economische) en dit in functie van de door de deskundige weerhouden percentages voor elk van deze ongeschiktheden.

Ten aanzien van de huishoudelijke ongeschiktheid dient een aanpassing te geschieden rekening houdend met de bijdrage van het slachtoffer in het huishouden. Bij gebreke aan concrete gegevens, wordt de bijdrage gesplitst ten belope van 65 % voor de vrouw en 35 % voor de man.

Deze forfaitaire bedragen kunnen worden vermeerderd of verminderd en dit in functie van de (beperkte of hoge) graden van de ongeschiktheid en de bijzonderheden van de zaak, evenals de aangetoonde, concrete gevolgen in het leven van het slachtoffer.

– tot en met 15 jaar : 1.220,00 €
– 16 jaar : 1.200,00 €
– 17 jaar : 1.185,00 €
– 18 jaar : 1.170,00 €
– 19 jaar : 1.155,00 €
– 20 jaar : 1.140,00 €
– 21 jaar : 1.125,00 €
– 22 jaar : 1.110,00 €
– 23 jaar : 1.095,00 €
– 24 jaar : 1.080,00 €
– 25 jaar : 1.065,00 €
– 26 jaar : 1.050,00 €
– 27 jaar : 1.035,00 €
– 28 jaar : 1.020,00 €
– 29 jaar : 1.005,00 €
– 30 jaar : 995,00 €
– 31 jaar : 980,00 €
– 32 jaar : 965,00 €
– 33 jaar : 945,00 €
– 34 jaar : 930,00 €
– 35 jaar : 915,00 €
– 36 jaar : 900,00 €
– 37 jaar : 885,00 €
– 38 jaar : 870,00 €
– 39 jaar : 855,00 €
– 40 jaar : 840,00 €
– 41 jaar : 825,00 €
– 42 jaar : 810,00 €
– 43 jaar : 795,00 €
– 44 jaar : 780,00 €
– 45 jaar : 765,00 €
– 46 jaar : 750,00 €
– 47 jaar : 735,00 €
– 48 jaar : 720,00 €
– 49 jaar : 705,00 €
– 50 jaar : 790,00 €
– 51 jaar : 675,00 €
– 52 jaar : 660,00 €
– 53 jaar : 645,00 €
– 54 jaar : 630,00 €
– 55 jaar : 615,00 €
– 56 jaar : 600,00 €
– 57 jaar : 585,00 €
– 58 jaar : 570,00 €
– 59 jaar : 555,00 €
– 60 jaar : 540,00 €
– 61 jaar : 525,00 €
– 62 jaar : 510,00 €
– 63 jaar : 495,00 €
– 64 jaar : 480,00 €
– 65 jaar : 465,00 €
– 66 jaar : 450,00 €
– 67 jaar : 435,00 €
– 68 jaar : 420,00 €
– 69 jaar : 405,00 €
– 70 jaar : 390,00 €
– 71 jaar : 375,00 €
– 72 jaar : 360,00 €
– 73 jaar : 345,00 €
– 74 jaar : 330,00 €
– 75 jaar : 315,00 €
– 76 jaar : 300,00 €
– 77 jaar : 285,00 €
– 78 jaar : 270,00 €
– 79 jaar : 255,00 €
– 80 jaar : 240,00 €
– 81 jaar : 225,00 €
– 82 jaar : 210,00 €
– 83 jaar : 195,00 €
– 84 jaar : 180,00 €
– 85 jaar en ouder : 165,00 €

Voorbeeld :
– slachtoffer : man – 20 jaar oud
– persoonlijke ongeschiktheid : 15 %
– huishoudelijke ongeschiktheid : 10 % – aandeel huishouden : 35 %
– economische ongeschiktheid : 6 %
Vergoeding = persoonlijke ongeschiktheid : 15 x 1.140 € =17.100 €
huishoudelijke ongeschiktheid : 10 x 1.140 € x 35 % = 3.990 €
economische ongeschiktheid : 6 x 1.140 € = 6.840 €.”

Hier zijn dus enkel het percentage van B.I. / B.A.O. en de leeftijd determinerend voor de schadevergoeding. De arbitraire grenzen van 6 en 15 % blijvende ongeschiktheid (B.O.), die voorzien waren in de I.T. 2012, zijn gelukkig opgeheven.

Hier wordt de vergoeding bepaald door het percentage (of graad) van B.O. en door de soorten lichamelijke schade die werden weerhouden door de gerechtsdeskundige (of bij de minnelijke medische expertise). Volgens de nieuwe indicatieve tabel worden de drie volgende soorten blijvende lichamelijke schade onderscheiden :

a. de blijvende persoonlijke ongeschiktheid (B.P.O.), zijnde de levenslange morele schade (pijn, bewegingsbeperkingen, ongemakken, …) ; deze komt in feite steeds voor indien er enige blijvende lichamelijke schade wordt aangenomen ;
b. de blijvende huishoudelijke ongeschiktheid (B.H.O.), of juister de blijvende huishoudelijke schade, dus de verminderde mogelijkheid om de huishoudelijke activiteiten te verrichten ;
c. de blijvende professionele of economische ongeschiktheid (B.E.O.), zijnde het blijvend verlies aan economische waarde binnen de openstaande mogelijkheden tot beroepsuitoefening, al dan niet gepaard gaand met beroepsinkomstenverlies.

Ingeval enkel blijvende morele schade (B.P.O.) of enkel B.I. werd weerhouden in de medische besluiten, dus zonder B.E.O. noch B.H.O. of zonder B.A.O., dan zal u slechts 1 keer bovenstaande forfaitaire vergoeding per punt ontvangen. Maar indien wel B.O. of B.A.O. wordt weerhouden, dan zal u drie keer bovenstaande vergoeding per punt bekomen.

Een voorbeeld : de gerechtsdeskundige besluit dat de graad van B.P.O. (of van B.I.) voor het whiplash-slachtoffer wordt vastgelegd op 4 % ; de leeftijd op de consolidatiedatum is 40 jaar. De vergoeding zal worden vastgelegd op:
840 € (zijnde de forfaitaire vergoeding per procentpunt van B.I., volgens bovenstaande tabel, omdat slechts één van de drie soorten lichamelijke schade is weerhouden, nl. de B.P.O.) x 4 (% B.I. of B.P.O.) = 3.360 € (meer intrest vanaf de consolidatiedatum).
Indien bij de medische besluiten daarentegen 4 % blijvende ongeschiktheid (B.O.) of blijvende arbeidsongeschiktheid (B.A.O.) zou zijn weerhouden, en dus niet enkel B.P.O. of B.I., dan zou voor elk van de 3 soorten lichamelijke schade bovenstaande vergoeding per procentpunt worden toegekend. Dan zou de vergoeding dus worden begroot op 840 € x 4 procentpunten x 3 (omdat de 3 soorten lichamelijke schade zijn weerhouden) = 10.080 € (meer intrest vanaf de consolidatie) ; immers, indien B.O. (of B.A.O.) is weerhouden, dan wordt aangenomen dat de drie voormelde soorten van B.O. bestaan.

9.55 Bij bovenstaande onderverdeling van de lichamelijke schade in drie soorten moet nog gewag worden gemaakt van een tussensoort, nl. de meerinspanningen. Het slachtoffer kan nog steeds zijn professionele en huishoudelijke activiteiten volledig uitoefenen, maar moet daarbij – voortdurend of af en toe – verhoogde inspanningen opbrengen.

De I.T. 2012 : “Indien verhoogde inspanningen worden geleverd en deze niet in concreto begrootbaar zijn, kunnen zij worden vergoed middels een bedrag van 20 euro per gepresteerde dag aan 100 % ongeschiktheid vanaf de dag van de herneming van de professionele activiteit. Per analogie moeten de verhoogde inspanningen geleverd door een student op dezelfde wijze worden gewaardeerd”.

Blijkbaar is de indicatieve tabel vergeten dat ook het moeten opbrengen van meerinspanningen bij huishoudelijke bezigheden vergoedbare materiële schade uitmaakt.

 

 

9.6 Erge B.I. zonder B.A.O. (en omgekeerd)

Soms is er erge morele schade hoewel er geen B.A.O. is, dus hoewel men even goed kan werken als vóór het ongeval. Dan wordt daarvoor doorgaans een afzonderlijke vergoeding toegestaan.

Enkele voorbeelden uit de rechtspraktijk:

 de jonge vrouw kan als gevolg van het ongeval geen sexuele genoegens meer ervaren en zij kan geen kinderen meer baren: een bijzondere vergoeding, dus bovenop de vergoeding voor de gewone morele schade (zie hierover hoger onder 9.31 en 9.32), van 25.000 euro voor deze seksuele schade of pretium voluptatis * ( zie ook de woordenlijst, onder P-Z );(zie uitgebreider onder 9.33 bijzondere soorten van morele schadeb.)

 het slachtoffer kan zijn vroegere hobby, nl. wielrennen, niet meer uitoefenen: een vergoeding van 5.000 euro voor deze genoegenschade *E-O ); (zie uitgebreider onder 9.33 bijzondere soorten van morele schadec.);

 door het barbecue-ongeval werd haar gelaat grotendeels verminkt: een vergoeding voor deze esthetische schade *E-O t.b.v. 25.000 euro; met de bemerking dat ook voor kleine littekens of andere lichte ontsieringen een bijkomende, afzonderlijke vergoeding wordt toegestaan (zie 9.33 bijzondere soorten van morele schadee.).

 

Omgekeerd kan een lichte blijvende invaliditeit , dus een lichte morele schade, gepaard gaan met belangrijke materiële, dus financiële, gevolgen.

Zo is het mogelijk dat een eerder beperkte B.I. een volledige B.A.O. met zich brengt. Bijvoorbeeld: een topkok die zijn smaakzin verliest zal wellicht een heel ander beroep moeten zoeken (zo dit nog mogelijk is), zodat hier een lichte B.I. erge B.A.O. en dus een erg financieel verlies tot gevolg heeft. Zo ook: een fotomodel met een klein litteken in het gelaat, een pianist die het topje van een pink verliest, een ongeschoolde arbeider die geen kracht meer heeft in zijn rechterpols, een chirurg die af en toe plots duizelig wordt, …

Het is van het grootste belang dat uw raadsgeneesheer en uw advocaat de werkelijke omvang van de morele en van de materiële (= financiële) gevolgen duidelijk maken aan de gerechtsdeskundige en aan de rechtbank. In voorkomend geval zullen zij bepaalde bijkomende onderzoeken aanvragen (bvb. een ergologisch, psychiatrisch, … onderzoek).

In evenredigheid met de werkelijke schade moet u volledige schadevergoeding bekomen; maar wat de werkelijke schade is wordt in feite bepaald door de gerechtsdeskundige!


9.7
 Zwaar gehandicapten

9.71 Een uitzonderlijk hoge schadevergoeding kan worden bekomen wanneer het slachtoffer een hoge graad van B.A.O. overhoudt (zijnde meer dan 50%).

Bij werkelijk zware graden van B.A.O. kan een vergoeding bij wijze van geïndexeerde *E-O rente worden bekomen. Dit houdt in dat het slachtoffer voor één of meer schadeposten vanwege de B.A.-verzekeraar een maandelijkse (of soms jaarlijkse) uitkering ontvangt, die doorgaans jaarlijks wordt geïndexeerd. Meestal kan deze uitkering ook worden herzien, om de 3, 4, of 5 jaar (ten einde de maandelijkse uitkering dan, dus bij de herziening, te kunnen aanpassen aan de ondertussen gewijzigde omstandigheden).

De geïndexeerde rente wordt het meest toegekend voor beroepsinkomensverlies, tot aan de pensioenleeftijd (65 jaar). Zij wordt ook toegepast voor de hulp van derden, en soms ook voor de huishoudelijke schade en voor de morele schade; in deze 3 gevallen gaat het om een rente die levenslang wordt uitgekeerd (tot op de dag van het overlijden).

De indicatieve tabel 2008:

Geïndexeerde rente

21. De geïndexeerde rente is de meest volledige vorm van schadevergoeding wanneer een slachtoffer een permanent periodiek verlies aan inkomen heeft. Deze vorm van vergoeding houdt in dat het slachtoffer in de toekomst en gedurende de volledige periode waarin de vergoedbare nood bestaat een herzienbaar, eventueel geïndexeerd, bedrag ontvangt.”

Bij voorbeeld: aan de patiënte met paraplegie (=verlamming aan de 4 ledematen) wordt, naast enkele forfaitaire schadebedragen (50.000 euro wegens pretium voluptatis, 10.000 euro voor de genoegenschade, en dergelijke meer), een geïndexeerde rente toegekend 1° van 1.200 euro per maand wegens het verlies aan beroepsinkomsten, 2° van 600 euro per maand wegens het verlies aan huishoudelijke waarde, 3° van 2.000 euro per maand wegens de noodzakelijke hulp van derden, en 4° van 750 euro per maand voor de morele schade; hetzij in totaal 4.550 euro per maand.

Zie ook het becijferde voorbeeld onder nr. 10.2.

Dit vergoedingssysteem biedt levenslang de nodige bestaanszekerheid aan het ernstig gehandicapte slachtoffer.

Evenwel wordt de geïndexeerde rente vaak niet toegestaan, omdat zij het levenslang openhouden van het dossier vergt.

 

9.72 Wij herinneren in het kader van de ernstig gehandicapten ook aan enkele specifieke schadeposten, die vooral voor hen van belang zijn:

a. de hulp van derden – zie 9.22 huishoudelijke schade;

b. de bijzondere vormen van morele schade, vooral: genoegenschade en sexuele schade van het slachtoffer en genegenheidsschade van de gezinsleden – zie 9.33 bijzondere soorten van morele schade.

Uiteraard komen bovenstaande en ook alle andere schadeposten, zoals inkomensverlies en huishoudschade, aan bod voor een jongere of volwassene die levenslang erg gehandicapt zal blijven.


9.73 
Begrijpelijkerwijze is hier het advies van een ervaren advocaat onmisbaar.

Let op: de rechter mag enkel rekening houden met de argumentatie uiteengezet door uw advocaat; zo ook mag hij, per afzonderlijke schadepost, geen hoger bedrag toekennen dan gevorderd door uw advocaat!

Heel wat advocaten nemen velerlei soorten zaken aan. Heeft u ongeluk, dan wordt uw zaak van zware lichamelijke schade behartigd door een advocaat die van deze materie te weinig kaas hebben gegeten. Het verschil tussen deze advocaat en een advocaat die wel de nodige kennis en ervaring bezit kan voor u het dubbele van de vergoeding, en dus meerdere honderdduizenden euro, zijn…

 

 

 

 

Contactpersoon van de V.Z.W.:


Etienne Verniers (van 10 tot 22 uur) :

tel. 09/ 339 17 30

GSM 0473/ 38 00 88

OF

E-MAIL ONS :bijstand@verkeersslachtoffers.be

ZELFS ANONIEME E-MAILS WORDEN BEANTWOORD !

Thans ontvangen we ongeveer 1 mail met vragen per dag.

 

.

 

 

 


 

10. Een paar praktische voorbeelden

 

10.1 VOORBEELD 1

Mevrouw A. heeft bij het verkeersongeval van 16/9/10 een whiplash en rugklachten opgelopen. Het gerechtsdeskundig verslag besluit als volgt:

100 % tijdelijke arbeidsongeschiktheid (afgekort “T.A.O.*P-Z”) vanaf 16/9/10 (datum van het ongeval) t.e.m. 31/12/10, zijnde gedurende 107 dagen ;
75 % T.A.O. vanaf 1/1/11 t.e.m. 31/3/11, zijnde gedurende 90 dagen ;
50 % T.A.O. vanaf 1/4/11 t.e.m. 31/5/11, zijnde gedurende 61 dagen ;
25 % T.A.O. vanaf 1/6/11 t.e.m. 15/9/11, zijnde gedurende 107 dagen ;
consolidatie op 16/9/11, met 10 % voor zowel de blijvende invaliditeit (afgekort “B.I.”) als de blijvende arbeidsongeschiktheid (afgekort “B.A.O.”).

Mevr. A. is geboren op 15/2/79, is ongehuwd, en heeft twee jonge kinderen ten laste.

a. Voor de periode T.A.O. wordt haar schade begroot als volgt.

a1. De huishoudelijke schade wordt begroot op basis van (20 + 7 + 7 =) 34 euro per dag, in overeenstemming met de graden van T.A.O. Aldus bekomt men :

100 % T.A.O. x 107 dagen x 34 euro : 3.638,00 euro
75 % T.A.O. x 90 dagen x 34 euro : 2.295,00 euro
50 % T.A.O. x 61 dagen x 34 euro : 1.037,00 euro
25 % T.A.O. x 107 dagen x 34 euro : 909,50 euro
—————————————————
totaal : ===================== 7.879,50 euro (of 280.463 Bef.)

a2. Het te vergoeden inkomensverlies wordt berekend op basis van het attest daarover vanwege de werkgever. Dergelijk verlies mag uiteraard geen 2 keer worden vergoed; inzover de werknemer al een gewaarborgd loon, uitkeringen vanwege het ziekenfonds, … heeft ontvangen moeten deze eerst in mindering worden gebracht.

Bij werkhervatting (waardoor het loonverlies ophoudt) wordt vanaf dan doorgaans een vergoeding wegens meerinspanningen aan 20 euro per dag toegekend, in overeenstemming met de graden van T.A.O.

a3. Er bestaat uiteraard tevens morele schade, die wordt begroot aan 28 euro per dag, eveneens overeenkomstig de graden van T.A.O. (zie a1).

Per dag hospitalisatie wordt doorgaans bijkomend 6 euro toegekend.

b. De schade ingevolge de B.A.O. wordt in principe vergoed per procentpunt. Voor een slachtoffer van 32 jaar op de consolidatiedatum beloopt de richtvergoeding volgens de indicatieve* tabel 965 euro per punt, zodat Mevr. A. gerechtigd is op 965 euro x 3 x 10 (% BAO) = 28.950 euro. Beloopt de B.A.O. minstens 15 %, dan wordt de vergoeding vaak berekend d.m.v. kapitalisatie, wat heel wat hogere vergoedingen oplevert. Maar in feite dient de kapitalisatieberekening ook bij minder dan 15 % te worden toegekend.

c. Uiteraard dienen bovendien allerlei kosten en uitgaven te worden vergoed, zoals deze voor de verplaatsingen, voor de medische onderzoeken en behandelingen, e.d.

d. Daarenboven worden de schadebedragen vermeerderd met vergoedende rente; deze wordt thans doorgaans bepaald op de wettelijke rentevoet.

 

10.2 VOORBEELD 2

Bij een zware handicap worden andere vergoedingprincipes toegepast (zie ook hierboven onder nr 9.6 en 9.7).

Een meisje van 20 jaar rijdt met een vriend, die dronken is, naar huis. De auto slipt tot tegen een stilstaande vrachtwagen. Daardoor wordt de rechterknie van het meisje verbrijzeld en daardoor lijdt zij bovendien zeer ernstige cerebrale schade (N.A.H. of niet-aangeboren hersenschade). De gerechtsdeskundige besluit tot 100 % B.A.O., met esthetische schade van 5/7 (ernstig), met zeer belangrijke pretium voluptatis (seksuele schade) en met hulp van derden, nl. permanent passief toezicht en 2 uren per dag actieve hulp bij de activiteiten van het dagelijkse leven (A.D.L.). De Politierechtbank, bevestigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg (zetelend in graad van hoger beroep), kent aan het meisje de volgende vergoedingen toe :

a. morele schade T.A.O. : 25.476 € (op basis van 37,50 voor de eerste 3 maand en daarna op basis van 28 euro per dag)
b. huishoudelijke schade T.A.O. : 7.942 €
c. verlies van een schooljaar en van verdere beroepsopleiding : 37.500 €
d. professionele schade T.A.O. : 39.063 €
e. gewone morele schade B.A.O. : 300.000 €
f. esthetische schade, vooral wegens de hinkende gang en de littekens in het aangezicht: 12.500 €
g. de seksuele schade, nl. zowel het verlies aan seksueel leven als het verlies van een nageslacht : 50.000 €
h. genoegenschade : 10.000 €
i. professionele schade B.A.O., in het bijzonder het toekomstig inkomensverlies : een rente van 2.400 € per maand, jaarlijks geïndexeerd, tot de leeftijd van 67 jaar
j. bijkomende vergoeding wegens pensioenverlies en wegens de postlucratieve schade : 10.000 €
k. huishoudelijke schade B.A.O. : 250.000 €
l. hulp van derden : 7.400 € per maand, te indexeren
m. naast de vergoeding voor de morele schade van de ouders, t.b.v. in totaal 25.000 € per ouder
n. uiteraard worden daarenboven alle andere reële kosten en uitgaven vergoed, mits daarvoor afdoende bewijsstukken worden voorgelegd (vergoeding voor de en aanverwante medische kosten, voor de verplaatingen – ook de bezoekverplaatsingen -, voor het incontinentiemateriaal, en voor alle andere kosten en andere nadelen)
o. voormelde bedragen worden, vanaf onderscheiden data, vermeerderd met vergoedende interest, meestal aan 5 % per jaar en gedeeltelijk ook aan de wettelijke rentevoet

p. daarnaast wordt fiscaal voorbehoud toegekend en worden de reserves voorzien in het gerechtsdeskundig verslag bevestigd door de rechtbank.

NOOT: als het zwaar gehandicapt slachtoffer nog jong was, moet ook voor de ouders de passende vergoeding worden gevorderd.

——————————————————-

 

Met dank aan advocaat Pascal Mortier uit Gent (09/ 224.14.14).

 

11. Enkele losse weetjes


11.1
 
De kledijschade en andere schadeposten die niet precies kunnen worden begroot zullen op een forfaitaire wijze (met de natte vinger) worden geraamd, rekening gehouden met de relevante omstandigheden; volgens de indicatieve tabel wordt hiervoor forfaitair 375 euro toegekend. Maar voor de andere schadeposten moeten degelijke bewijsstukken worden voorgelegd; u bekomt geen vergoeding voor medische en andere kosten zonder de voorlegging van de bewijsstukken terzake.

11.2 De vergoeding voor uw professionele schade tijdens de T.A.O. wordt bepaald door de graad van arbeidsongeschiktheid (en niet door uw afwezigheid op het werk). Als u bvb. pas na 3 maanden vanaf het ongeval opnieuw is gaan werken, en als achteraf bij de medische expertise wordt geoordeeld dat u vanaf 2 maand na het ongeval de beroepsuitoefening had kunnen hervatten, dan zal u geen vergoeding voor de derde maand afwezigheid bekomen. Met de attesten van ongeschiktheid opgesteld door uw huisarts wordt slechts in beperkte mate rekening gehouden !

11.3 Wat de verdere levenslange lichamelijke schade betreft is het onderscheid tussen B.I. en B.A.O. en dus tussen B.P.O. en B.O./B.E.O. essentieel (zie ook hoger onder nr 9.4); zonder deze hele problematiek hier te kunnen uitleggen, wordt erop gewezen dat de schadevergoeding meestal hoger zal worden bepaald voor 5 % B.A.O. of B.O. dan voor 13 % B.I. (zonder B.A.O.). 1 lettertje verschil …

11.4 Sinds enkele jaren wordt de vergoeding voor de huishoudelijke schade bepaald per gezin, en wordt daarvan 65 % toebedeeld aan de vrouw en 35 % aan de man ; dus ook de echtgenoot is gerechtigd op vergoeding voor huishoudelijke schade.

11.5 Ook leerlingen en studenten lijden materiële schade*E-O , in de vorm van het moeten leveren van meerinspanningen om van en naar de lessen te gaan, om de lessen te volgen, om de opgelegde taken uit te voeren, om te studeren, en zo meer. Vanzelfsprekend is ook voor een schoolgaande sprake van materiële schade op professioneel vlak ingevolge de B.A.O. (“blijvende arbeidsongeschiktheid”), daar dit betrekking heeft op een levenslange toestand en daar ook toekomstige schade, die volgens redelijke verwachtingen mag worden aangenomen, moet worden vergoed.

De I.T. (indicatieve tabel) 2008, identiek als in I.T. 2012, stelt voorop:

 C. Verlies schooljaar

16. Wanneer bewezen wordt dat het slachtoffer ingevolge de onrechtmatige daad een schooljaar heeft verloren, moet ook deze schadepost worden vergoed. Deze schade bestaat uit een materiële schade, een morele schade en een financieel verlies naar de toekomst.

Eerst en vooral is er de schade bestaande uit de kosten van het verloren schooljaar. Het verlies van een schooljaar gaat bovendien gepaard met specifieke morele schade wegens het verlies van bijzondere schoolactiviteiten en de frustratie van de leerling/student als ‘zittenblijver’ te worden beschouwd.

17. Wanneer er een vergoeding ex aequo et bono wordt toegekend, kan deze als volgt begroot worden.

a. Materiële schade

18. De materiële schade wordt als volgt vergoed:

Schadepost

 

Vergoeding

 

lager onderwijs € 390
middelbaar onderwijs
(ASO-TSO-BSO)
€ 1.000
hoger onderwijs
– op kot
– thuis
€ 4.300
€ 2.500
universiteit
– op kot
– thuis
€ 4.000
€ 2.000

“.

Blijkbaar kost een niet-universitair meer dan een universiteitsstudent…

 

b. Morele schade

19. Voor alle onderwijstypes: 3.750,- euro.

 

c. Achterstand in de loopbaan

20. Het verlies van een schooljaar kan een schade aan de toekomstige beroepsactiviteit of loopbaan teweegbrengen. Wanneer de achterstand in de loopbaan wordt bewezen, bestaat de schade uit de actuele waarde van het eerste jaar beroepsinkomen”.

 

11.6 Aangezien volgens de regels van de burgerlijke aansprakelijkheid*A-D alle schade volledig moet worden vergoed, is dit tevens het geval voor eerder ongewone schade, zoals voor het niet kunnen meemaken van een geplande vakantie (wegens de letsels), een psychische shock, het niet meer kunnen tuinieren, en zo meer.

11.7 U kunt in afwachting van een definitieve beslissing over de schadevergoeding aan de BA-verzekeraar*A-D een provisie vragen, op gemotiveerde wijze. Zie hierover Enkele principes betreffende de uitbetaling van de vergoeding door de verzekeringsmaatschappij (in hoofdstuk “Vergoedingen”).

 

12. Kosten na de consolidatiedatum

Uw bijzondere aandacht wordt gevraagd voor medische en aanverwante kosten na de consolidatie*A-D. De medische en andere kosten zijn slechts vergoedbaar indien zij het gevolg zijn van het ongeval en indien zij nodig of nuttig waren. Meestal worden dergelijke kosten slechts vergoed tot aan de consolidatie, omdat de kosten nadien gemaakt de toestand van het slachtoffer niet meer kunnen verbeteren en dus nutteloos zijn.

Het ongeval is gebeurd op 1 januari 2005. Op voorschrift van uw huisarts blijft u bepaalde behandelingen (kinesitherapie, medicatie, …) ondergaan. De verzekeringsdeskundige besluit op 1 oktober 2007 dat de consolidatiedatum wordt vastgelegd op 1 januari 2006. U stelt op 1 december 2007 uw eigen raadsgeneesheer aan, die op 15 april 2008 meedeelt dat hij een gerechtelijke expertise verkiest (boven een minnelijke medische expertise, M.M.E.). U stelt uw eigen advocaat aan, die ervoor zorgt dat een gerechtsdeskundige* wordt aangesteld, nl. bij vonnis van 10 oktober 2008; deze gerechtsdeskundige laat bijkomende onderzoeken uitvoeren, en hij houdt 3 expertisezittingen; hij maakt zijn voorverslag kenbaar op 10 december 2009 en zijn eindverslag op 20 februari 2010. Pas nu verneemt u dat de gerechtsdeskundige besluit tot consolidatie op 1 januari 2006 en dat dit betekent dat vanaf die datum de medische en aanverwante kosten niet meer worden aanvaard omdat zij vanaf dan nutteloos zijn. Plots wordt het slachtoffer geconfronteerd met een heel pak kosten die niet-vergoedbaar zijn…

De enige uitzondering in de praktijk : bij de tegensprekelijke (minnelijke of gerechtelijke) expertise is in het verslag vermeld dat bepaalde kosten na de consolidatiedatum verantwoord zijn. Zorg er dan ook voor dat uw raadsgeneesheer over dit punt de nodige argumenten naar voor brengt!

De indicatieve tabel (I.T.) 2008:

Medische kosten na consolidatie

9. Om voor vergoeding in aanmerking te komen, moeten deze kosten het gevolg zijn van het bewezen verklaarde schadeverwekkende feit en medisch gerechtvaardigd zijn. De deskundige moet in deze optiek aandacht besteden aan de mogelijke medische uitgaven na consolidatie.

10. De vergoeding van de medische kosten en prothesen (bijvoorbeeld tandprothesen en rolstoelen), die slechts in de toekomst zullen worden verstrekt en aangeschaft, kunnen vergoed worden via kapitalisatie, door nominale vervangingen, vergoeding ex aequo et bono of via een reserve voor de toekomst”.

Dit betekent dat de vergoeding voor toekomstige protheses o.a.kan worden berekend door de actuele prijs voor deze prothese te vermenigvuldigen met het aantal toekomstige vervangingen ervan (zonder kapitalisatie van de som).
Bvb. Op de scharnierdatum, zijnde op de vermoedelijke datum waarop het vonnis zal worden geveld, zal het slachtoffer Z. 34 jaar zijn. Dan zal zijn resterende levensduur nog 46 jaar zijn (volgens de statistische gegevens). De prothese kost nu 5.000 euro en ze moet vijfjaarlijks vervangen worden. De huidige prothese, die reeds werd vergoed, is op de scharnierdatum 2 jaar oud en kan vanaf dan dus nog 3 jaar worden gebruikt. Z. zal derhalve in de toekomst nog 9 protheses nodig hebben. De vergoeding aan “nominale waarde” beloopt 9 x 5.000 euro = 45.000 euro.

Hier bestaat geen voordeel van de vervroegde uitbetaling voor een uitgave die pas in de toekomst moet worden betaald. Er moet hiervoor dus geen aftrek wegens een dergelijk voordeel te worden toegepast, bvb. door middel van kapitalisatie. Immers, vastgesteld moet worden dat de prijs voor een prothese minstens even snel stijgt als een belegd kapitaal; zelfs wanneer Z. voormelde 45.000 € goed zou beleggen zal hij wellicht net toekomen om al zijn protheses te betalen.

 

 

 

 

(zelfs anoniem)

wij antwoorden u spoedig !

 

13. Vergoeding bij overlijden

Noot vooraf: zie ook Welke personen en instanties moeten worden gecontacteerd bij een overlijden?

 

13A. Vergoeding voor kosten


13.1 Medische kosten

Indien het slachtoffer nog geneeskundige zorgen heeft gekregen vooraleer te overlijden, dienen de medische kosten (inbegrepen het vervoer per spoedopname en dergelijke) te worden vergoed aan de nabestaanden.

13.2 Begrafeniskosten

Daarnaast dienen de begrafenis– en andere kosten te worden vergoed. Hier dient men voor ogen te houden dat er zeer veel verschillende dergelijke kosten bestaan (kledijschade, drukwerk zoals de doodsbrieven en de doodsprentjes, eventuele publicatie in dagbladen, rouwmis, grafconcessie, rouwkledij, bloemen, soms een zangkoor, doodskist, rouwmaaltijd, vervoer per lijkwagen, en meerdere andere begrafeniskosten).

De Indicatieve Tabel 2016 (kenbaar gemaakt op 9 maart 2017):

“De begrafeniskosten maken in principe een last uit van de nalatenschap. Zij worden echter door de aansprakelijke terugbetaald aan de persoon die deze kosten effectief heeft gemaakt.

Buitensporige uitgaven kunnen worden herleid.

Bij vergoeding van grafkelders, grafzerken, grafmonumenten en concessies wordt eventueel rekening gehouden met het aantal voorziene plaatsen.

Er moet rekening mee worden gehouden dat deze uitgave een vervroegde betaling kan uitmaken :

– indien de waarschijnlijke overlevingsduur van degene die de schade draagt, langer is dan deze van het slachtoffer, zou deze laatste ook zonder het schadeverwekkend feit de begrafeniskosten hebben moeten dragen een bestaat zijn schade uit de vervroegde betaling ervan ; de schade bestaat alsdan uit het verschil tussen de huidige uitgave en de contante waarde van het bedrag dat normaal uitgegeven zou zijn op de vermoedelijke toekomstige datum van het overlijden, gesteld dat er geen schadegeval zou zijn gebeurd ;
– indien de waarschijnlijke overlevingsduur van degene die de schade draagt, korter is dan deze van het slachtoffer, zou deze schadelijder de kosten normaliter niet hebben moeten dragen, zodat er geen verrekening dient te geschieden (bv. de ouder voor zijn kind)”.


13.3 Aanverwante kosten

In het algemeen worden de uitgaven voor transport, personeel, een lijkkist en de huur van een tijdelijke grafkelder aanvaard. Uit de rechtspraak blijkt dat de aangerekende prijzen zeer sterk verschillen.

De kosten voor een grafkelder en grafzerk worden vanzelfsprekend in principe volledig vergoed. Dit is niet altijd het geval wanneer de kosten als ongewoon of overdreven worden geacht, zoals de aanstelling van een architect om de grafsteen te ontwerpen, het aanleggen van een voetpad in graniet langs het grafzerk, en het gebruik van abnormaal dure materialen zoals zilver en graniet.
De kosten voor de kerkelijke plechtigheid, inbegrepen voor de muzikale opluistering en de tekstboekjes, zijn in principe vergoedbaar, zeker wanneer het gaat om een verongelukt kind.

Het kan eigenaardig worden genoemd dat de bloemen en kransen niet vergoedbaar worden geacht in vele gevallen, omdat de uitgave ervoor enkel een uiting van een persoonlijk eerbetoon zou zijn.

De uitgaven voor een rouwmaaltijd worden wel vergoed. Het probleem stelt zich wel betreffende al te hoge kosten voor de drank… De kosten voor de akte van bekendheid en voor de uittreksels uit de burgerlijke stand worden door de rechtspraak meestal aanvaard als zijnde vergoedbaar.

13.4 Rouwkledij

Voor de rouwkledij wordt bijna steeds naar billijkheid (“ex aequo et bono”), dus volgens een ruwe schatting, een vergoeding toegekend, bvb. van 200 €, o.a. omdat deze kledij ook bij latere begrafenissen kan worden gebruikt. Wanneer het niet gaat om specifieke rouwkledij wordt vaak geoordeeld dat het gaat om klederen die in het gewone leven kunnen worden gebruikt zodat geen vergoeding wordt toegekend.

De huurkosten voor specifieke rouwkledij worden wel volledig vergoed. Daarnaast is er de schade aan de kledij van de overledene zelf. Opmerkelijk hierbij is dat men blijkbaar enkel maar vergoeding vordert voor de kledij die bij het ongeval zelf werd vernield ; het is toch logisch dat ook de klederen die in de kleerkast van de overledene hangen zo goed als waardeloos zijn geworden door het overlijden, zodat ook daarvoor vergoeding zou kunnen worden gevraagd.

13.5 “Speciale” kosten

Tenslotte zijn er de vergoedingen naar aanleiding van een overlijden waarover slechts weinig rechtspraak kan worden teruggevonden. Dit komt doordat het gaat om een slechts uitzonderlijk voorkomende schadepost ofwel omdat het blijkbaar niet de gewoonte is vergoeding terzake te vorderen.

De weinig in de rechtspraak voorkomende, maar wel toegekende schadevergoedingen zijn o.a. :

* de aankoop van een hondenhok omdat de hond van de overledene diende te worden geplaatst bij een andere persoon ;
* de kosten voor psychotherapie, nodig om het overlijden te verwerken ;
* de repatriëringskosten naar Turkije ;
* de kosten betreffende het openvallen van de voogdij van het kind.

13.6 Herleiding van bepaalde schadebedragen

In vele gevallen wordt niet de totale uitgave vergoed, maar wordt zij herleid op één of andere wijze. Deze herleiding kan forfaitair worden geraamd door de rechter, op bvb. 50 %, of kan worden berekend door middel van kapitalisatie.

Deze herleidingen gebeuren vooral om de volgende redenen :

a. de uitgave werd niet uitsluitend gemaakt voor de persoon die bij het verkeersongeval is overleden ; bvb. : de grafconcessie geldt niet alleen voor de overledene maar ook voor zijn echtgenote ;
b. het gaat om al te luxueuze en dus te dure zaken ; bvb. rouwprentjes in speciale druk, in kleur, of publicatie in al te veel dagbladen ;
c. het gaat louter om een vervroegde betaling van de begrafenis- en aanverwante kosten ; zo is het begrijpelijk dat slechts een deel van deze kosten wordt vergoed wanneer de overledene reeds een zekere leeftijd had ; de begrafeniskosten zouden hoe dan ook later moeten worden gemaakt, en het is dus enkel maar het nadeel dat deze kosten vervroegd moeten worden betaald dat moet worden vergoed ; de berekening gebeurt vaak door middel van kapitalisatie.

 

 


13B. Vergoeding voor het inkomstenverlies door het overlijden.

13 B1. Algemeen

De overlevende echtgenoot (of echtgenote), de kinderen en soms andere rechthebbenden hebben recht op vergoeding voor het verlies van het persoonlijke voordeel dat zij haalden uit de inkomsten van de overledene. Dit verlies moet volledig worden vergoed, aan elk van de benadeelden.

Bij de begroting van het persoonlijk nadeel geleden door de nabestaanden gaat men meestal uit van het inkomen dat de overledene behaalde. In principe kan enkel rekening worden gehouden met het netto-inkomen, na aftrek van de sociale en fiscale lasten (waaruit men immers niet rechtstreeks een voordeel haalt). Wel komt elke vorm van inkomen van de overledene in aanmerking, dus ook het rust- of brugpensioen, de werkloosheids- of invaliditeitsuitkering, …

Evenwel worden de eigen kosten van onderhoud van de overledene in mindering gebracht van het basisinkomen (de kosten voor voeding, kleding, vrije tijd, …).

Het persoonlijk financieel verlies dient zo precies mogelijk te worden berekend. Dit is geen eenvoudige zaak, daar rekening moet worden gehouden met de eventuele toekomstige inkomensstijging die de overledene normalerwijze zou hebben behaald, met de pensioenleeftijd van de overledene, met het voormelde aandeel van de eigen kosten van onderhoud van de overledene, met de geraamde duur dat de kinderen ten laste zouden zijn gebleven, en met het voordeel van de vervroegde betaling.
Wat dit laatste betreft wordt erop gewezen dat de benadeelden nù een volledige vergoeding bekomen voor hun persoonlijk nadeel door het overlijden, terwijl zij bij het overleven van het slachtoffer slechts van dag tot dag in de toekomst de voordelen geput uit het inkomen zouden hebben genoten. Kapitalisatieberekening is hier dus aan de orde.

In elk geval geldt ook hier het principe dat de benadeelden, zoals de echtgenoot en de kinderen, op financieel vlak in dezelfde toestand moeten worden hersteld alsof het ongeval nooit was gebeurd. 
Het Hof van Cassatie heeft zelfs aanvaard dat aan de weduwe een vergoeding moet worden toegekend wegens het wegvallen van de kosteloze gezondheidszorgen door haar overleden echtgenoot, een arts.

 

De I.T. 2016:

4.3.2.1 Schade wegens het verlies van het inkomen van de overledene

Nabestaanden die voordeel haalden uit het beroepsinkomen van de overledene, kunnen slechts aanspraak maken op dat deel van het inkomen waaruit ze persoonlijk voordeel genoten of zouden kunnen hebben genoten. Het is dan ook belangrijk het aandeel van het persoonlijk onderhoud van het slachtoffer te bepalen.

Het aandeel van het persoonlijk onderhoud van het slachtoffer wordt berekend op basis van het gezamenlijk gezinsinkomen en dient in mindering te worden gebracht van het eigen inkomen van het slachtoffer.

Bij de begroting van het aandeel voor het eigen onderhoud moet onder meer rekening worden gehouden met de leeftijd van de partner en de kinderen, de vaststelling dat het om een eenverdienersgezin dan wel om een tweeverdienersgezin gaat, het niveau van het inkomen, de levensstandaard van het gezin, het beroep van de overledene, de vraag of het echtpaar een gemeenschappelijk vermogen zou opbouwen en de gemeenschappelijke lasten.

Bij gebrek aan concrete elementen voor de berekening van het persoonlijk aandeel kan de volgende formule als vuistregel worden gehanteerd :

gezinsinkomen 100 %
totaal aantal gezinsleden vóór overlijden + 1

Bij het vaststellen van het aantal gezinsleden kan rekening worden gehouden met het feit dat de kinderen op een bepaalde leeftijd het ouderlijke huis verlaten, waardoor het persoonlijk aandeel van de overlevende zal toenemen. Men kan dus, voor de toekomst, in verschillende periodes met onderscheiden percentages voorzien. Bij gebrek aan andere criteria kan de leeftijd van 25 jaar voor het verlaten van de ouderlijke woonst in aanmerking worden genomen.

4.3.2.2 Schade geleden door verlies van de bijdrage in de huishoudelijke activiteiten geleverd door het slachtoffer

De huishoudelijke schade die door de overlevende partner wordt geleden, kan worden berekend op basis van het aandeel van het slachtoffer in de huishoudelijke activiteiten voor zijn overlijden, hetzij 20 € voor een huishouden zonder kinderlast, te verhogen met 7 € per kind ten laste, met een aandeel van 65 % voor de vrouw en 35 % voor de man, tenzij zich een andere verdeling opdringt.

Dit forfait wordt vervolgens gekapitaliseerd in hoofde van diegene die de minst lange levensduurverwachting heeft.

Er zal tevens rekening worden gehouden met de voorzienbare evolutie van de samenstelling van het kerngezin.

De rechter moet rekening houden met het aandeel uit hoofde van het persoonlijk onderhoud van het slachtoffer. In de regel wordt dit aandeel berekend in functie van de globale economische waarde van het gezin en vervolgens in mindering gebracht van de economische huishoudelijke waarde van het slachtoffer. Bij gebrek aan concrete beoordelingselementen kan dit aandeel forfaitair worden geraamd op 20 % in het geval van een gezin zonder kinderlast en op 15 % indien het gezin minstens één kind telt.

Voorbeeld

De man overlijdt op de leeftijd van 40 jaar, gezin zonder kinderen.

Berekenen van de huishoudelijke schade in hoofde van de weduwe, 35 jaar oud :

1. berekening verlies aandeel in huishouden is forfaitair 35 % of 35 % van 20 € = 7 € ;
2. berekening besparing persoonlijk onderhoud man : 20 % (aandeel zonder kinderen) van 20 € (forfait) = 4 € ;
3. eindberekening en kapitalisatie op basis van volgend bedrag per dag : forfait 7 € – 4 € = 3 €.

 

13B2. Overlijden van ongehuwde partner

Weet dat bij het overlijden van de ongehuwde partner, tijdens de samenleving, aan de overblijvende partner thans in principe volledig dezelfde vergoedingsbedragen worden toegekend als aan gehuwden. Maar wanneer de overledene niet met u gehuwd was, dan kan u enkel maar vergoeding bekomen voor het verlies aan inkomsten indien u hiervoor de nodige bewijzen kan leveren. Meerbepaald moet u het volgende bewijzen:

a. uw relatie met de overledene bestond reeds meerdere jaren en zij was vast, zodat deze relatie normaal gezien nog vele jaren zou hebben voortgeduurd ;

b. door deze relatie genoot u inkomsten of andere voordelen, die thans door het overlijden zijn weggevallen ; het gaat hier om alle mogelijke voordelen, zoals betaling van (een deel van) de huur, de elektriciteit- en gasrekeningen, e.d., de autokosten, …, of zoals (kosteloze) werkzaamheden; in het beste geval kan u bewijzen dat de overledene de gewoonte had om maandelijks een vast bedrag op een gemeenschappelijke rekening te storten.

Alle middelen van bewijs zijn toegelaten (rekeninguittreksels, foto’s, aankoopfacturen, e.d.).

De rechtbanken stellen zich trouwens vaak vrij soepel op om aan te nemen dat de samenleving kan worden gelijkgesteld met een huwelijk

13B3. Overlijden van gescheiden partner/vader

Was de overleden ex-echtgenoot veroordeeld tot het betalen van onderhoudsgeld aan zijn ex-echtgenoot, dan heeft laatstgenoemde vanzelfsprekend het recht om het verlies van deze inkomsten volledig te vorderen vanwege de aansprakelijke en/of diens B.A.-verzekeraar. Doorgaans is het onderhoudsgeld levenslang verschuldigd, zodat de vergoeding hoog kan oplopen.

Terloops wordt hier aangestipt dat de niet-gehuwde partner geen dergelijk onderhoudsgeld kan vorderen van de ex-partner.

Ten anderen is er de verplichting van elk van de partners om de nodige kosten voor hun kinderen te dragen. Deze verplichting houdt uiteraard niet op na de scheiding. Zie hieronder.

13.B4 Alimentatiegeld voor de kinderen

Art. 203, §1 Burgerlijk Wetboek bepaalt : “De ouders dienen naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, het toezicht, de opvoeding en de opleiding van hun kinderen. Indien de opleiding niet voltooid is loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind”.

Het verlies van de kosten die binnen deze verplichting van de overledene vielen moet integraal worden vergoed. Wanneer de overledene gescheiden was van de moeder, dan kan men terugvallen op het vonnis of de notariële akte (of soortgelijk document) waarin de bedragen van het alimentatiegeld voor de kinderen zijn vastgelegd ; normaal gezien moeten deze bedragen volledig worden vergoed door de aansprakelijke (zijnde in de praktijk bijna steeds door de B.A.-verzekeraar).

Maar er kan bovendien een vergoeding worden gevorderd voor alle andere verliezen, zoals voor de normaal te verwachten bijdragen in allerlei buitengewone uitgaven (zoals in de uitgaven voor het huwelijksfeest). Het pas tevens rekening te houden met allerlei andere nadelen ingevolge het overlijden ; als de vader de gewoonte had om bepaalde kosten vrijwillig ten laste te nemen, dan kan ook hiervoor de passende vergoeding worden gevorderd.

In dit kader wordt eraan herinnerd dat niet alleen de rechtstreekse maar ook de onrechtstreekse schade volledig moet worden vergoed.

Volledigheidshalve : het Hof van Cassatie heeft reeds duidelijk gesteld dat de verhoogde kinderbijslag (wezengeld) niet in aanmerking mag worden genomen bij de berekening van de schadevergoeding verschuldigd door de aansprakelijke. Cumulatie tussen het wezengeld en de schadevergoeding is dus volledig toegestaan.

Het past nog aan te stippen dat ook vergoeding voor het verlies van de betaling van alimentatiegeld voor de kinderen kan worden gevorderd indien de overleden vader/moeder in werkelijkheid nooit dit alimentatiegeld heeft betaald. In dit kader kan worden verwezen naar uw rechten tegenover de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO), naar de dwingende aard van de verplichting om alimentatie te betalen (ook al was daarvoor geen enkele vordering gesteld door de overlevende vader/moeder), en naar de relevante concrete elementen.

Hier geldt eens te meer het advies : vraag tijdig raad. U kan ons hiervoor steeds vragen per e-mail stellen (via bijstand@verkeersslachtoffers.be).

 

 

13.8 Er zijn specifieke tegemoetkomingen bij overlijden voorzien :

a. wanneer het gaat om een dodelijk arbeids(weg)ongeval : zich wenden tot de arbeidsongevallenverzekeraar ;
b. bij de pensioendienst van uw gemeente kan u het overlevingspensioen (weduwe- of weduwnaarspensioen) aanvragen ;
c. de administratie van de pensioenen, afdeling begrafenisvergoedingen, betaalt voor overleden ambtenaren en gelijkgestelden een begrafenisvergoeding uit ;
d. het ziekenfonds betaalt een beperkte tussenkomst in de begrafeniskosten ;
e. ook de vakbond betaalt een zekere vergoeding uit ;
f. de bank (waar de overledene een spaarrekening had) betaalt meestal eveneens een zeker bedrag uit ;
g. tot het Fonds voor Kinderbijslag dient u zich te wenden voor de verhoogde kinderbijslag (wezengeld).

Voor de Adressen van voormelde instellingen verwijzen wij u naar ons hoofdstuk terzake.

 


13C. Morele schade ingevolge overlijden

13.91 Bij overlijden dient uiteraard een passende vergoeding te worden toegekend voor de morele schade, zijnde het leed en de smart, wegens het verlies van een naaste verwant.

Meestal worden de forfaitaire bedragen van de indicatieve tabel *E-O, opgesteld door de Belgische Verenigingen van Magistraten, toegepast, hoewel deze schadebedragen ondermaats zijn.

De indicatieve tabel, zoals aangepast op 9 maart 2017:

4.3.1 De morele schade

Het overlijden van het slachtoffer raakt de naastbestaande emotioneel in die mate dat elke mogelijkheid om een affectieve band te beleven met deze persoon wordt tenietgedaan. De daaruit voortvloeiende schade, die onschatbaar is, moet worden vergoed. De vergoeding beoogt de erkenning van het bestaan van het lijden.

De bedragen die in de onderstaande tabel worden voorgesteld, zijn forfaitaire vergoedingen, bepaald in functie van de vermoede intensiteit van de affectieve band met het slachtoffer.

Vermits elk schadegeval bijzonder is, kunnen deze bedragen worden aangepast rekening houdend met de specifieke omstandigheden.

 

Overleden slachtoffer

Begunstigde

Vergoeding

Gehuwd/samenwonend/
samenlevingscontract
Gehuwd/samenwonend/
samenlevingscontract
15.000 €
Inwonende ouder
Inwonend kind
15.000 €
Inwonende ouder
Inwonend weeskind

24.000 €

Niet-inwonende ouder
Niet-inwonend kind
6.000 €
Inwonend kind
Ouder
15.000 €
Zelfstandig wonend kind
Ouder
6.000 €
Miskraam
Ouder
3.000 €
Inwonende broer/zuster
Inwonende broer/zuster
3.000 €
Niet-inwonende broer/zuster
Niet-inwonende broer/zuster
1.800 €
Inwonende grootouders
Inwonende kleinkinderen
3.000 €
Niet-inwonende grootouders
Niet-inwonende kleinkinderen
1.500 €
Inwonende kleinkinderen
Inwonende grootouders
3.000 €
Niet-inwonende kleinkinderen
Niet-inwonende grootouders
1.500 €

Ook andere personen kunnen aanspraak maken op een vergoeding, op voorwaarde dat het vaststaat dat zij een specifieke affectieve band hadden met het slachtoffer.“.

13.92 Het is mogelijk dat het slachtoffer gedurende enkele dagen het ongeval heeft overleefd en dat hij daarbij pijn of andere morele schade heeft ervaren. De vergoeding voor deze morele schade valt in de nalatenschap (“haeres”) van het slachtoffer en deze schadevergoeding ex haerede komt dus de erfgenamen toe.

De I.T. 2016:

4.2 Schade ex haerede

Deze omvat het geheel van de morele en materiële schade die het slachtoffer lijdt tussen de datum van het schadeverwekkend feit en deze van zijn overlijden.

Deze schade, waarvan de vergoeding een schuldvordering uitmaakt van de nalatenschap, mag niet worden verward met de schade van de naastbestaande.
Indien bewezen wordt dat het slachtoffer zich bewust was van zijn nakend overlijden, kan als vergoeding voor morele schade, een forfaitair bedrag van 75 €/dag worden toegekend.

 

NOOT: “Intrest” en “provisie” worden besproken onder Enkele principes betreffende de uitbetaling van de vergoeding door de verzekeringsmaatschappij (in het hoofdstuk “Vergoedingen”) 

 

VOOR DEZE TEKSTEN BEDANKEN WIJ VAN HARTE ONZE JURIDISCHE ADVISEUR, ADVOCAAT PASCAL MORTIER UIT GENT !

 

 

 


C. PRAKTISCHE ADVIEZEN AAN HET SLACHTOFFER

Hoe kan het slachtoffer zelf vermijden dat het achteraf kampt met bewijsproblemen en dat het een te lage vergoeding moet aanvaarden ?

 

14. Medische verslagen

14.1 Vaak ondervindt u na het ongeval allerlei klachten (hoofdpijn, nekpijn, bewegingsbeperking, krachtverlies, vermindering van het zicht, duizeligheid, concentratiestoornissen, en zo meer). Vraag aan uw behandelende geneesheer (bvb. uw huisarts) een attest van arbeidsongeschiktheid, ook al heeft u bvb. maar hoofd- en nekpijn geleden gedurende enkele dagen.

Dit attest ziet er bijvoorbeeld uit als volgt:

Mijn patiënt X heeft als gevolg van de letsels aan zijn rechterbeen, veroorzaakt door het verkeersongeval van 17 maart 2010, de volgende graden van arbeidsongeschiktheid ondergaan:

100% T.A.O.* vanaf 17/3/10 tot 16/4/10

75% van 17/4/10 tot 16/5/10

50% 17/5/10 tot 1/6/10

25% van 2/6/10 tot heden, 15/6/10, en later nog verder te bepalen”.

Zijn er geen klachten meer vanaf bvb. 16/6/10, dan zal u aan de hand van voormeld attest vergoeding voor de lichamelijke letsels kunnen vorderen.

Maar blijvende klachten moeten beter worden bewezen.

14.2 Als de klachten na een paar weken blijven aanhouden, dient u zonder verwijl aan uw dokter tevens te vragen om de klachten en letsels schriftelijk vast te leggen in een medisch verslag. Pas op: wees volledig! (zie ook verder nr 17)

Ter verduidelijking een voorbeeld. Mevrouw A werd achteraan aangereden op 1 april 2010. Reeds op 18 april laat zij door haar huisarts de volgende verklaring opstellen: “Mijn patiënte A heeft mij medegedeeld dat zij als gevolg van het ongeval van 1 april 2010 1° nekpijn lijdt, ter hoogte van C3 – C4, 2° hoofdpijn, aan beide slapen, vooral naar de avond toe, en dan stekend, en 3° slapeloosheid, nl. inslaapstoornissen en ‘s nachts wakker schieten, vooral als gevolg van voormelde nekpijnDeze medische verklaring is op zichzelf degelijk opgesteld. Maar het duurt een hele tijd vooraleer A begint in te zien dat zij bovendien aandachts- en concentratiestoornissen en rugpijn heeft opgelopen; daarna verlopen nog meerdere weken eer zij zich realiseert dat deze klachten een gevolg van het ongeval van 1 april 2010 moeten zijn; pas op 29 september 2011 (dus anderhalf jaar na na het ongeval) wordt dit voor het eerst door een arts genoteerd. Kan men dan nog afdoende bewijzen dat deze bijkomende klachten werkelijk zijn veroorzaakt door het ongeval ?

Bovendien dient u kort na het ongeval en wellicht nogmaals enkele maanden later specialistische onderzoeken te laten verrichten. De beeldvorming (NMR, scan, RX, …) en de medische verslagen zullen bij de medische expertise goud waard zijn.

Het is logisch dat beeldvorming en medische verslagen daterend van meer dan een jaar na het ongeval meestal geen of zeer weinig bewijswaarde bezitten.

Wie een jaar na het ongeval aan de geneesheer – deskundige enkel mondeling kan uitleggen dat hij heeft geklaagd over bepaalde pijnen of hinder, zonder dat deze door een arts werden onderzocht, zal mogelijks nooit meer kunnen bewijzen dat deze schade veroorzaakt werd door het ongeval.

14.3 Het is ten stelligste àf te raden de originele bewijsstukken uit handen te geven. Maak om die reden enkel fotokopies van de medische verslagen en van andere bewijsstukken over, en vraag de RX-foto’s onmiddellijk terug. Op het ogenblik dat deze stukken opnieuw dienen te worden voorgelegd blijken zij immers al te vaak verdwenen te zijn…

15. Uw kosten bewijzen – U kan slechts vergoeding bekomen inzover de kosten en de andere schade worden bewezen. Verzamel dus van in het begin alle nuttige bewijsstukken. Excuses zoals “ik was te ziek om de bewijsstukken betreffende de medische uitgaven bij te houden” worden door de Rechter niet aanvaard. Ook de stoffelijke schade die u bij het ongeval zelf heeft opgelopen moet u zo goed mogelijk bewijzen; wij herinneren hier aan de mogelijke bewijzen betreffende een zaak, bvb. een bril, die door de aanrijding werd beschadigd (zie Tips na een ongeval, onder nr. 1.2).

16. Eigen raadsgeneesheer – Het is van het grootste belang dat u een degelijke raadsgeneesheer contacteert van zodra u de medische besluiten* vanwege de raadsgeneesheer van de verzekeringsmaatschappij heeft vernomen. Deze besluiten zijn uiteraard opgemaakt door een arts die dag in dag uit werkt voor de verzekeringsmaatschappij die de vergoeding van uw lichamelijke schade moet betalen! Enkel uw eigen raadsgeneesheer kan op onpartijdige wijze nazien of deze besluiten al dan niet aanvaardbaar zijn (zie ook hoger nr. 3). Hij kan uw “advocaat op medisch vlak” worden genoemd.

Uw rechtsbijstandsverzekeraar dient de kosten van verdediging, en dus ook de kosten van bijstand door uw raadsgeneesheer, te betalen. Maar vraag haar op voorhand de toelating voor deze bijstand. Zij kan immers een goede reden hebben om deze bijstand (voorlopig) te weigeren.

Vanzelfsprekend is het in feite aangeraden om reeds een raadsgeneesheer te raadplegen van zodra blijvende letsels mogen worden gevreesd, dus reeds kort na het ongeval. Want enkel uw eigen raadsgeneesheer

– kan u laten weten welke bijkomende onderzoeken moeten gebeuren en wanneer (sommige moeten bvb. 3 maand na het ongeval doorgaan)

– kan u de nodige uitleg geven aangaande de medische verslagen, de bevindingen van de raadsarts van tegenpartij, e.d.

Kunnen uzelf en uw raadsgeneesheer akkoord gaan met het verslag van de raadsgeneesheer van tegenpartij, dan kan uw advocaat op basis van dit medisch verslag een (ontwerp van) schadebegroting opstellen. Maar in vele gevallen zal uw raadsgeneesheer beslissen dat de medische besluiten van de tegenpartij niet kunnen worden aanvaard en dat eentegensprekelijke medische expertise moet doorgaan.

 

17. Hoe de medische expertise voorbereiden ?

17.1 Het slachtoffer dat wordt uitgenodigd voor een eerste zitting van een eenzijdige medische expertise zou in feite het best voordien een eigen raadsgeneesheer inschakelen. Maar vaak zal het daarvoor van de rechtsbijstandsverzekeraar pas de toelating bekomen nadat de eenzijdige expertise van de raadsgeneesheer van de verzekeringsmaatschappij – tegenpartij voltooid is (zie hoger onder nr. 3 t.e.m. 5.2).

Het slachtoffer moet zich verwachten aan allerlei vragen, eerst vanwege de raadsgeneesheer van de verzekeringsmaatschappij (de B.A.-verzekeraar of de arbeidsongevallenverzekeraar), en daarna vanwege de twee raadsgeneesheren aangesteld in het kader van de M.M.E.*E-O ofwel vanwege de gerechtsdeskundige-geneesheer.

Als men niet vlot kan antwoorden op de vragen worden de antwoorden soms als ongeloofwaardig geacht, en minstens zal het risico ontstaan dat de expert geïrriteerd geraakt. En dit terwijl de vragen toch niet steeds zo eenvoudig zijn…

17.2 Zo zal de geneesheer – deskundige op de eerste expertisebijeenkomst meestal de volgende vragen stellen :

a. hoe is het ongeval gebeurd ? ;
b. welke letsels heeft u precies opgelopen bij het ongeval ? ;
c. hoe zijn deze letsels behandeld en door wie, en welke medicatie of dergelijke werden voorgeschreven ? ;
d. welke schoolopleiding heeft u genoten, en in welke jaren ? ;
e. wat is uw beroepservaring tot op heden, met opgave van de identiteit van uw vroegere werkgevers, de duurtijd van elke arbeidsbetrekking, en zo meer ? ;
f. gedurende welke dagen heeft u precies niet kunnen werken, na het ongeval ? ;
g. wat is de gezinssamenstelling, met opgave van de geboortedata van uw kinderen ? ;
h. welke ongevallen met letsels heeft u vroeger al meegemaakt ?; heeft u nog andere handicaps of gezondheidsproblemen ?;
i. en dergelijke meer.

Zorg ervoor dat u op bovenstaande vragen toch in belangrijke mate onmiddellijk kan antwoorden en dat u bovendien de belangrijkste gegevens kan bewijzen aan de hand van bewijsstukken (zoals medische attesten en verslagen, voorschriften voor medicatie, een overzicht vanwege uw ziekenfonds aangaande uw genoten mutualiteitsuitkeringen, uw ontslagbrief, en zo meer).

17.3 Zowel op de eerste als op de tweede bijeenkomst van de (minnelijke of gerechtelijke) medische expertise zullen aan u allerlei vragen worden gesteld over Uw klachten.

Het is dan ook van het grootste belang dat u voorafgaandelijk goed nagaat welke klachten u lijdt, en dat u deze volledig en duidelijk kan uiteenzetten.
U kunt daarbij voorbeelden aanwenden, zoals: “Nu moet ik na een half uur strijken minstens 10 minuten rusten, terwijl ik vroeger wel 4 uur na elkaar kon blijven strijken” – ” Voor het ongeval kon ik gemakkelijk aan elke hand een volle emmer water dragen, maar nu kan ik nog maar met moeite een halfvolle emmer dragen” – “Als ik nu een uur achter de computer zit …” – e.d.

Als er heel wat klachten zijn, kan het nuttig zijn dat u deze opsomt in een bepaalde volgorde. Bijvoorbeeld te beginnen vanaf de kruin van het hoofd, en aldus te dalen naar beneden ; bvb. 1° de hoofdpijn, de concentratiestoornissen en de vergeetachtigheid, 2° de vermindering van het zicht, 3° de oorsuizingen, 4° de nekpijnen, 5° de schouderpijnen, 6° …

Hierbij dient u de klachten voldoende nauwkeurig te omschrijven (bvb. niet alleen “soms hoofdpijn” of “af en toe nekpijn” opgeven, maar tevens beschrijven hoeveel keer per week en onder welke omstandigheden deze pijn optreedt, waar deze pijn en de eventuele uitstralingen ervan precies worden gevoeld, hoe de aard van de pijn is – zoals stekend, klemmend, licht, …-, e.d.m.). Het is aangeraden de klachten volledig en duidelijk kenbaar te maken, maar zonder te overdrijven ; wanneer overdrijving wordt vastgesteld of zelfs maar wordt vermoed, valt de expertise doorgaans negatief uit.

17.4 Op de tweede expertisezitting zal doorgaans eens te meer aan u worden gevraagd om uw klachten te beschrijven. Zorg er uiteraard voor dat u dan goed weet welke verbeteringen of verergeringen zijn opgetreden sinds de eerste zitting. Besef dat de deskundige zal nazien in welke mate u andere of tegenstrijdige antwoorden geeft ten opzichte van uw antwoorden op de eerste bijeenkomst; tevens zal hij nazien inhoever de klachten stroken met de medische bevindingen en andere gegevens.

17.5 Meestal zullen bepaalde bijkomende onderzoeken nodig zijn. Vraag vóór de eerste (minnelijke of gerechtelijke) expertisebijeenkomst aan uw eigen raadsgeneesheer welke bijkomende onderzoeken nuttig zijn en welke specialist het best zo een onderzoek kan uitvoeren.

 

18. Uw advocaat

Vraag steeds advies aan uw advocaat vooraleer een document te ondertekenen, zeker wanneer dit afkomstig is van een verzekeringsmaatschappij. Een provisionele kwitantie* kan wel zonder risico worden ondertekend.

Iedereen kan begrijpen dat degene die moet betalen liever te weinig dan teveel wil betalen en dus niet Sinterklaas is.

Uiteraard kan enkel uw advocaat op objectieve en deskundige wijze nazien inhoever het schaderegelingvoorstel vanwege de verzekeringsmaatschappij volledig en aanvaardbaar is. Zeer vaak is dit niet het geval, en dienen onderhandelingen te worden aangevat ; zo nodig moet een gerechtelijke procedure worden ingeleid.

 

19. Uw advocaat + rechtsbijstandsverzekeraar

U kunt, op kosten van de rechtsbijstandverzekeraar*, een advocaat naar vrije keuze aanstellen. Deze aanstelling is niet enkel nodig om een gerechtelijke procedure aan te vatten; zij kan o.a. tevens gebeuren:

 voor de strafrechtelijke verdediging (bvb. wegens een snelheidsovertreding, dronkenschap of een andere verkeersinbreuk) ;
 om na te gaan of u gerechtigd is op bepaalde vergoedingen, rekening gehouden met de voorliggende bewijzen en met de wettelijke bepalingen ;
 om een gerechtsdeskundige* te laten aanstellen ;
 om over de passende schadevergoeding onderhandelingen te voeren.

De wet waarborgt aan het slachtoffer de volledige vrije keuze van advocaat. In de praktijk laat de rechtsbijstandsverzekeraar toe dat u ook de raadsgeneesheer vrij kiest.

 

Hopelijk geniet u voor de tussenkomst van een advocaat dekking in …

20. Rechtsbijstand

20.Soms denkt men ten onrechte dat men geen dergelijke dekking geniet:

  • niet alleen de bestuurder maar ook elke passagier kan de dekking inroepen van de rechtsbijstandsverzekering van het voertuig waarin hij zat op het ogenblik van het ongeval
  • een voetganger of andere zwakke weggebruiker heeft zeer vaak, eventueel zonder dat hij het weet, rechtsbijstand bij zijn familiale verzekeringspolis
  • naast andere mogelijkheden, zoals een ruime dekking voorzien in een losstaande rechtsbijstandsverzekering.Vraag steeds zeer goed na of u toch niet een dergelijke dekking geniet! U kan zich hiervoor wenden tot uw makelaar.

20.2 De rechtsbijstandverzekeraar zal alle kosten in verband met de nodige betwistingen dragen, zoals :

– de staat van ereloon en kosten vanwege de advocaat, de raadsgeneesheer, de raadgevende voertuigexpert, en de gerechtsdeskundige

– alle procedurekosten

– de eventuele kosten van gedwongen uitvoering.

De dekking in rechtsbijstand heeft in de praktijk een groot belang om zijn rechten te kunnen doen gelden. Wie een dergelijke dekking heeft, kan ook een procedure aanvatten wanneer het geschil draait om slechts een eerder geringe som (bvb. 1.000 €) of wanneer de vordering niet zeker is (bvb. omdat de aansprakelijkheid wordt betwist). Wie daarentegen geen dergelijke dekking geniet zal vaak moeten afzien van procederen, hoewel hij (wellicht) recht heeft op een vergoeding.

Overigens, de polis rechtsbijstand voorziet doorgaans in een clausule van onvermogen van derden; op basis van dit beding in de polis zal uw eigen rechtbijstandsverzekeraar de schade vergoeden indien de persoon die de schade moet vergoeden niet kan betalen. De praktijk leert dat u hiervoor wellicht wel zal moeten aandringen bij uw rechtbijstandsverzekeraar.


Het is meer dan aangeraden om (via uw makelaar) voorafgaandelijk de toestemming te bekomen vanwege de verzekeraar
 van de rechtsbijstand om een raadgevende expert of een advocaat aan te stellen. Normalerwijze zal uw raadsgeneesheer of uw advocaat trouwens zelf deze toestemming aanvragen.

Het is begrijpelijk dat de verzekeringsmaatschappij van de rechtsbijstand, die alle kosten gepaard gaand met uw verdediging (dus de kosten van een eigen voertuigexpert, eigen raadsgeneesheer en eigen advocaat) moet betalen, deze uitgaven wil beperken. Dit neemt niet weg dat de verzekeraar rechtsbijstand haar verbintenissen conform de verzekeringspolis met u moet naleven en dus uiteindelijk voormelde kosten van verdediging zal moeten dragen. Aandringen is vaak de boodschap. Het volstaat niet dat u uw rechten kent, u moet ze ook willen verdedigen !

Wanneer de waarde van de betwisting beperkt is (minder dan 1.000 euro) en wanneer u niettemin aandringt op een gerechtelijke procedure zal de rechtsbijstandsverzekeraar soms – maar niet altijd! – verkiezen u het bedrag van de betwisting uit te betalen (om de zaak op deze manier zonder procedure te kunnen beëindigen).

20.3 Gaat het om een arbeidsongeval, dan zullen de kosten m.b.t. de procedure, met inbegrip van de kosten van de gerechtelijke expertise, in principe volledig ten laste vallen van de arbeidsongevallenverzekeraar, maar niet de kosten van Uw eigen raadsgeneesheer*P-Z noch van uw advocaat. Meestal voorziet de polis van de verzekering in rechtsbijstand geen tussenkomst voor contractuele geschillen, zoals voor een procedure tegen uw omniumverzekeraar of een procedure voor de Arbeidsrechtbank; voor deze laatste procedure kan u trouwens kosteloos beroep doen op uw vakbond.

20.4 Zorg voor een voldoende ruime dekking in rechtsbijstand, en niet alleen in het kader van uw autoverzekering. U dient immers ook gedekt te zijn als zwakke weggebruiker* (fietser, voetganger, ruiter, passagier, …), bij een arbeidsongeval, bij de vordering tegen uw omniumverzekeraar, en eventueel zelfs bij medische aansprakelijkheid.

Het plafond van de dekking in rechtsbijstand dient voldoende hoog te zijn. Wij vinden een dekking tot minstens 100.000 euro aangeraden. Zo hoeft u bepaalde nuttige verdedigingskosten niet achterwege te laten omwille van de kostprijs ervan.

 Voor meer uitleg : zie aanstelling van een advocaat ( = Procedures, nr. 11 t.e.m. 13; o.a.: wetteksten m.b.t.: aanstelling van een advocaat – de rechtsplegingsvergoeding – wanneer mag u een advocaat op kosten van de verzekeraar rechtsbijstand aanstellen? – vervanging van advocaat).

 

Voor de juridische teksten danken we hartelijk advocaat Pascal Mortier uit Gent (09/ 224.14.14).

 

 

CONTACTEER EEN VAN ONZE CONTACTPERSONEN BIJ PRAKTISCHE PROBLEMEN:

09/ 339 17 30

0473/ 38 00 88

 

of

e-mail onze V.Z.W.

 

Vragen van leden:

  • Lid: “De minnelijke medische expertise is volledig verkeerd afgelopen. Mijn huisarts ging op de expertisezitting met alles akkoord, en ik ben daar na een kwartier moeten buiten gaan. Enkele maanden later heb ik het eindverslag ontvangen, en daarbij is sprake van slechts 5 % blijvende invaliditeit. Wat kan ik nog doen ?

    V.Z.W.: Het gaat hier om een vrij klassiek scenario. Wij kunnen enkel herinneren aan het nut van een degelijke, ervaren raadsgeneesheer (zie hoger onder nr. 3 de belangrijke rol van uw eigen raadsgeneesheer en 16 Uw eigen raadsgeneesheer) en aan het feit dat u na de ondertekening van de overeenkomst tot M.M.E.* meestal geen enkele inspraak meer heeft in de medische besluitvorming (zie hoger nr. 5 hoe zorg ikzelf voor een goed verloop van de expertise?).

    • Lid: “Op 5 januari 2003 stonden ik en mijn zuster Marleen voor de rode verkeerslichten te wachten. Plots voelden wij een harde botsing: de achterligger had onze auto te laat gezien. Wij hebben beiden een minnelijke medische expertise aanvaard.Voor mijn whiplash waren de besluiten : consolidatie op 5/1/04, met 5 % blijvende invaliditeit Ik heb vrijwillig het bedrag van in totaal 12.500,00 € aanvaard (vanzelfsprekend naast de vergoeding voor mijn autoschade).De besluiten voor mijn zuster, die ook een whiplash had opgelopen, waren: consolidatie eveneens op 5/1/04, maar met slechts 4 % blijvende invaliditeit. Mijn zuster is koppiger dan ik ; zij heeft het voorstel van de verzekeringsmaatschappij niet aanvaard en zij heeft op kosten van de rechtsbijstand een advocaat onder de arm genomen. Verleden week heeft zij het vonnis van de Politierechtbank ontvangen ; hoewel zij een kleinere blijvende invaliditeit heeft, is haar schadevergoeding bepaald op in totaal 15.526,00 €. Dus veel meer dan ik! Werd ik beduveld ?

V.Z.W.: Vooreerst is het goed mogelijk dat uw zuster zwaardere materiële schade, zoals inkomstenverlies, heeft geleden (zie daarover hoger onder nr. 9.21 professionele schade). Maar ook indien dit niet het geval is kan het verschil in vergoeding begrijpelijk worden genoemd: bij een minnelijke regeling veronderstelt de verzekeringsmaatschappij dat u water bij de wijn wil doen.

Zo wil ik u uitnodigen om de afrekening die uzelf heeft ontvangen van de verzekeringsmaatschappij te vergelijken met de afrekening in het vonnis betreffende de vergoeding aan uw zuster. In deze laatste afrekening zullen ongetwijfeld schadeposten staan die niet voorkomen in uw afrekening, zoals : vergoeding voor de huishoudelijke schade en voor de meerinspanningen, zowel tijdens de T.A.O. als tijdens de blijvende invaliditeit , administratiekosten, intresten, e.a. Bovendien zal bij de vergelijking van de twee afrekeningen wellicht blijken dat bepaalde schadeposten door de verzekeringsmaatschappij lager worden vergoed dan door de rechtbank.

Laat steeds het voorstel tot schaderegeling van de verzekeringsmaatschappij minstens eens nazien door een ervaren advocaat ! Dit wordt trouwens ook aangeraden door het Ministerie van Justitie (in meerdere brochures).

 

 

 

 

Vervolg = De medische expertise = nr 1 t.e.m. 7.

 

Contactpersoon van de V.Z.W.:


Etienne Verniers (van 10 tot 22 uur) :

tel. 09/ 339 17 30

GSM 0473/ 38 00 88

OF

E-MAIL ONS : bijstand@verkeersslachtoffers.be

ZELFS ANONIEME E-MAILS WORDEN BEANTWOORD !

Thans ontvangen we ongeveer 1 mail met vragen per dag.

 

 

Onze V.Z.W. ontvangt geen enkele subsidie noch sponsoring. Onze enige inkomsten zijn de lidgelden.

Beste sympathisant, WORD LID !

Je wordt lid (voor een jaar) door storting van slechts 15 € op bankrekening 979-9574501-24 (IBAN: BE81 9799 5745 0124 – BIC: ARSPBE22).

 

raadsarts advocaat vergoed lichamelijke schade letsels vergoeding

schadevergoeding gehandicapte been arm voet hersenschade N.A.H. verzekering